zondag, april 18, 2010

31. Zondagmiddag 25 april a.s. - Kunstige bijeenkomst van het Man-kind Centrum Amersfoort over "Vaderschap (e)en kunst" in de Kunsthal KAdE in Amersfoort


Zie voor meer informatie ook de website van het Man-kind Centrum in Amersfoort.

En zie ook de aankondiging van deze bijeenkomst in de krant van de Stad Amersfoort: 


Bijeenkomst door het Man-kind Centrum te Amersfoort:

Tijdstip: Zondagmiddag 25 april 2010 van 13.00 tot 16.00 uur

Locatie: Kunsthal KAdE, Smallepad 3, 3811 MG Amersfoort (vijf minuten lopen vanaf het station).

Thema: 'Vaderschap (e)en kunst' door Joep Zander uit Deventer


Grotere kaart weergeven

Zondagmiddag 25 april a.s. houdt het Man-kind Centrum in Amersfoort een bijeenkomst in het kader van vijf jaar "Wereldbewustwordingsdag Ouderverstoting" (International Parental Alienation Awareness Day; 25 april). Ouderverstoting treedt op daar waar de ouder-kind-relatie verstoord wordt door loyaliteitsmisbruik. Dit is een situatie die in de Westerse wereld veel voorkomt.

Joep Zander houdt dan een lezing over 'vaderschap (e)en kunst'. De lezing beweegt zich met behulp van veel beeldend materiaal door een terrein dat, op het snijpunt van liefde en haat, hoofd en ziel raakt. Joep is zelf pedagoog en kunstenaar en schrijver van een aantal boeken over vaderschap. Hij maakte onder andere de actiekaart Papa en het schilderij voor de Vaderdagtrofee m/v.

De bijeenkomst vindt zondagmiddag plaats in Kunsthal KAdE in Amersfoort vanaf 13 uur. De toegang is gratis (maar een vrijwilllige bijdrage wordt zeker op prijs gesteld). Er zijn speciale schilderactiviteiten voor kinderen. Dus met of zonder kinderen bent u van harte welkom. Indien mogelijk gelieve uw komst graag nog even tevoren telefonisch te melden op tel.nr. 06.43100017. Maar hoe dan ook: Kom gewoon, want het is zeker de moeite waard.

31. Zondagmiddag 25 april a.s. - Kunstige bijeenkomst van het Man-kind Centrum Amersfoort over "Vaderschap (e)en kunst" in de Kunsthal KAdE in Amersfoort


Zie voor meer informatie ook de website van het Man-kind Centrum in Amersfoort.

En zie ook de aankondiging van deze bijeenkomst in de krant van de Stad Amersfoort: 


Bijeenkomst door het Man-kind Centrum te Amersfoort:

Tijdstip: Zondagmiddag 25 april 2010 van 13.00 tot 16.00 uur

Locatie: Kunsthal KAdE, Smallepad 3, 3811 MG Amersfoort (vijf minuten lopen vanaf het station).

Thema: 'Vaderschap (e)en kunst' door Joep Zander uit Deventer


Grotere kaart weergeven

Zondagmiddag 25 april a.s. houdt het Man-kind Centrum in Amersfoort een bijeenkomst in het kader van vijf jaar "Wereldbewustwordingsdag Ouderverstoting" (International Parental Alienation Awareness Day; 25 april). Ouderverstoting treedt op daar waar de ouder-kind-relatie verstoord wordt door loyaliteitsmisbruik. Dit is een situatie die in de Westerse wereld veel voorkomt.

Joep Zander houdt dan een lezing over 'vaderschap (e)en kunst'. De lezing beweegt zich met behulp van veel beeldend materiaal door een terrein dat, op het snijpunt van liefde en haat, hoofd en ziel raakt. Joep is zelf pedagoog en kunstenaar en schrijver van een aantal boeken over vaderschap. Hij maakte onder andere de actiekaart Papa en het schilderij voor de Vaderdagtrofee m/v.

De bijeenkomst vindt zondagmiddag plaats in Kunsthal KAdE in Amersfoort vanaf 13 uur. De toegang is gratis (maar een vrijwilllige bijdrage wordt zeker op prijs gesteld). Er zijn speciale schilderactiviteiten voor kinderen. Dus met of zonder kinderen bent u van harte welkom. Indien mogelijk gelieve uw komst graag nog even tevoren telefonisch te melden op tel.nr. 06.43100017. Maar hoe dan ook: Kom gewoon, want het is zeker de moeite waard.

dinsdag, augustus 25, 2009

30. 17-19 september 2009 - Internationaal Congres over het Ouderverstotingssyndroom in de Spaanse stad León


www.congresointernacionalsap.org (Website vertaald naar het Nederlands: www.congresointernacionalsap.org)

De Officiële Psychologenvereniging van de Spaanse provincie Castilië en León (Colegio Official de Psicólogos de Castilla y León) én de Vereniging voor de rechten van het kind SOS Papa Spanje hebben van 17-19 september 2009 een Internationaal Congres over het Ouderverstotingssyndroom in het Gemeentelijk Auditorium van de Spaanse stad León in Noordwest Spanje georganiseerd. Dit deden zij in samenwerking met
  • het Gemeentebestuur van de stad León,
  • de Provinciale deelregering van Castilië en León
  • en het Spaanse Maatschappelijk Werk "Caja Espana".
Website: www.congresointernacionalsap.org (Website vertaald naar het Nederlands: www.congresointernacionalsap.org)
Contactpersoon: info@congresointernacionalsap.org
Programma vertaald naar Nederlands
Plaats: AUDITORIO CIUDAD DE LEÓN, Avenida Reyes Leoneses, 4 / 24008-Leon
Data: 17 tot 19 september 2009

Organisatoren:

Officiële psychologenvereniging van Castilië en León (Colegio Official de Psicólogos de Castilla y León - COP Castilla y León)

http://copcyl.es/c_leon.htm
(Vertaald in Nederlands: http://copcyl.es/c_leon.htm)

SOS Papa in Spanje
http://sospapa.es/
(Vertaald in Nederlands: http://sospapa.es/)

Gemeentebestuur van de Spaanse stad León
http://www.aytoleon.es/web/HomeServlet/leon/index.jsp
(Vertaald in Nederlands: http://www.aytoleon.es/web/HomeServlet/leon/index.jsp)

Spaanse Provinciale Regering van Castilië en León
http://www.jcyl.es/
(Vertaald in Nederlands: http://www.jcyl.es/)

Castilië en León - Wikipedia
http://nl.wikipedia.org/wiki/Castili%C3%AB_en_Le%C3%B3n

Maatschappelijk Werk Caja Espana

http://www.cajaespana.es/obs/index.jsp
(Vertaald in Nederlands: http://www.cajaespana.es/obs/index.jsp)

2. Professor Richard Gardner over het ouderverstotingssyndroom (PAS) tijdens zijn toespraak in de Grote Kerk van Breda in 1999

Effectieve handhavingswetgeving en strafmaatregelen door de rechtbank zijn de enige remedie tegen het ouderverstotingssyndroom stelde Richard Gardner al in juni 1999 tijdens zijn lezing in de Grote Kerk in Breda:

“What I say about the cure of PAS, is that the legislators empower the judges to impose penalties - meaningfull and humane penalties - on PAS inducing parents, regardless of the gender of the parent. This is the only cure that I know of!”



Professor Richard Gardner; 24 Juni 1999, Grote Kerk, Breda.
Luister live naar het originele audiofragment uit de toespraak van Professor Richard Gardner in de Grote Kerk van Breda op 24 juni 1999

Toespraak van Professor Richard Gardner over het Parental Alienation Syndrome (PAS) te Breda op 24 juni 1999

Toespraak uitgesproken door Richard Gardner op de 1e congresdag "Het belang van het Kind, van toverformule naar hanteerbare definitie", georganiseerd ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van Stichting Kind en Omgangsrecht door het Ministerie van Justitie, Stichting Kind en Omgangsrecht en het Platform SCJF

Opmerking vooraf:
Onderstaande vertaling van de door Professor Richard Gardner in het Engels gegeven toespraak, is de enig beschikbaar gemaakte vertaling van het Nederlandse Ministerie van Justitie dat de haar toegezonden originele Engelse spreektekst van Richard Gardner - alsook de door hem ten behoeve van de congresdeelnemers aan dit Nederlandse ministerie als mede-organisator van het congres toegestuurde basisbronnen en achtergronddocumenten waarvan Richard Gardner in zijn toespraak gewag maakt - nooit heeft vrijgegeven.

Inleiding

Toen ik een student was op de middelbare school, gaf een van mijn leraren richtlijnen voor het schrijven van een recensie. Hij vertelde: Vertel wat je gaat zeggen, zeg het en vertel dan wat je hebt gezegd. En dat verbeterde mijn cijfers. Het is een goed uitgangspunt.

Ik ga u dan ook vertellen wat ik ga zeggen, namelijk dat de wetgevers rechters het gezag kunnen geven om de ziekte Parental Alienation Syndrome (PAS) te genezen en te voorkomen. Als de wetgevers dit gezag niet aan de rechters toekennen, zal de ziekte groeien en om zich heen grijpen.

De mensen in jullie land hebben een betere uitgangspositie dan wij in de Verenigde Staten, omdat jullie kunnen leren van de fouten die wij hebben gemaakt.

Ik heb twee jaar in Europa gewoond, van 1960 tot 1962; toen ik in Duitsland woonde was ik in militaire dienst. Ik heb gedoceerd in vele Europese landen, onder andere als gastdocent in St. Petersburg.

Zoals generaal Eisenhouwer ooit zei: “De verenigde Staten is het grootste land in de wereld”. Ik denk dat daar een grote waarheid in schuilt; wellicht zijn we erg moedig, maar we hebben ook veel fouten gemaakt. Slechte gewoonten beginnen bij ons en jullie nemen deze een paar jaar later over. Ik ga jullie dan ook vertellen wat er in de Verenigde Staten speelt en geef jullie hetzelfde advies als ik aan de mensen in de VS heb gegeven.

We zullen wel zien hoe een en ander in elkaar past als ik aan het vertellen ben.

Ik wil beginnen om u meer te vertellen over PAS en wat ik ermee bedoel.

PAS is een syndroom. Wat is de definitie van syndroom? In de medische wetenschap is een syndroom een groep van symptomen die bij elkaar mogen worden geplaatst omdat ze zich gezamenlijk voordoen. Een goed voorbeeld van een syndroom is Downs syndroom, waarin een combinatie van een geestelijke handicap en een gezichtsuitdrukking die lijkt op die van Aziatische mensen. De kinderen met dit syndroom hebben ook allemaal een relatief korte vijfde vinger.Tegenwoordig weten we dat dit syndroom een genetische afwijking betreft, het is een cluster van symptomen die samen aanwezig zijn en dit cluster wordt dan syndroom genoemd.

Ik ga u iets vertellen over het syndroom, de symptomen en wat er aan gedaan kan worden.

Ik houd me bezig met kinderpsychiatrie sinds mijn late schooljaren eind jaren ‘50, meer dan 40 jaar geleden. Sinds begin 1960 heb ik me daarbij ook bezig gehouden met ouderlijk gezag- en zorgzaken en ik heb de evolutie geobserveerd van bepaalde ontwikkelingen. Ik had PAS nog nooit gezien tot ongeveer 15 jaar geleden. Dus van de laat 50-er en begin 60-er jaren tot begin 80-er jaren zag ik geen PAS. Ik zag het pas begin 1980 en schreef mijn eerste artikel hierover in 1985, waarna het probleem steeds groter is geworden. Ik zal een definitie geven van PAS. PAS is een verstoring die alleen en exclusief ontstaat in een dispuut om het gezag en de zorg over een kind. Ik heb nog geen zaak gezien waarin er geen sprake was van een gezags- of zorgkwestie.

Meestal gaat het om de vader en de moeder, soms om de grootouders. Maar het gaat altijd om een gezags- of zorgkwestie.

Het gaat om twee componenten.
  • Ten eerste is er sprake van het systematisch hersenspoelen van het kind, een campagne van denigreren van de ene ouder door de andere ouder.
  • De tweede component, en dit is erg belangrijk, is de eigen bijdrage van het kind.

Het gaat dus om deze twee componenten samen, die de term PAS rechtvaardigen. Als het alleen maar programmeren betrof dan had ik het zo genoemd, maar het andere element van de eigen bijdrage van het kind, leidde tot de conclusie dat ik het een andere naam moest geven.

In het algemeen start het niet eerder dan dat een programmerende ouder besluit het kind te programmeren, teneinde zijn eigen positie in de gezags- of zorgzaak te versterken.

Waar het op neerkomt is dat de kinderen in een algehele context van een denigratie- en haatcampagne de rechters ervan zullen proberen te overtuigen dat ze niet met de andere ouder mee zullen moeten, omdat deze het kind haat, omdat deze ouder het kind dermate heeft misbruikt of verwaarloosd dat volledige afwijzing is gerechtvaardigd en dat een rechtbank of een rechter een serieuze fout maakt als hij het kind toewijst aan de andere ouder.

Het gaat daarbij dus om een campagne die dag in dag uit doorgaat om de scenario’s in het geheugen van de kinderen te prenten zodat ze bepaalde uitspraken kunnen doen op het juiste moment om zo de positie van de programmerende ouder te versterken in de rechtszaak om het gezag of de zorg.

Richard Gardner in gesprek met Peter Tromp tijdens de conferentie 
Ik wil het nu gaan hebben over de acht belangrijkste symptomen van PAS.

Ten eerste de campagne om de andere ouder te denigreren.
De andere ouder noemen we de slachtofferouder, de vervreemde of verstootte ouder, deze termen worden langzamerhand gemeengoed in de VS. Doorgaans is de slachtofferouder geen misbruikende ouder. Als dat wel het geval is, dan is PAS niet de juiste diagnose. Het betreft alleen die gevallen waarin de ouder een best goede ouder was, een liefhebbende en toegewijde ouder om vervolgens zich te realiseren dat hij het doel is van een haatcampagne.

Er zijn drie categorieën te onderscheiden

In de laagste categorie, is de campagne mild. Het kan 5% van de tijd beslaan in de aanwezigheid van de programmerende ouder en heel intensief zijn, maar als de programmerende ouder er niet is, verlegt het kind zijn aandacht naar de andere ouder en zal opmerkingen maken om te laten zien aan de programmerende ouder dat ze geprogrammeerd zijn om deze dingen te zeggen.

In de hoogste categorie zullen de kinderen in het gezicht spugen van de slachtofferouder, ze zullen verschrikkelijke benamingen gebruiken voor de slachtofferouder. De programmerende ouder zal slechts toekijken en als deze gevraagd wordt om commentaar, zal deze het gedrag rechtvaardigen door te wijzen op de behoefte van het kind zich te uiten, zonder het kind te corrigeren, omdat het geen correct gedrag is of omdat je zo niet tegen je vader spreekt. Er worden ook geen disciplinaire maatregelen opgelegd, waardoor het kind als het ware wordt aangemoedigd op deze manier door te gaan.

Het tweede symptoom zijn de absurde rationaliseringen voor het gedrag.
Als vader aan het kind vraagt: “Waarom haat je je vader zo erg? zal het kind zeggen: “Ik weet het nu even niet, ik vertel het de volgende keer wel. Zeg het me toch nu maar. Omdat je vroeger te hard kauwde bij het eten. Is dat een reden om me nooit meer te zien? Ja dat is een reden.

En als je aan vader vraagt: Wat vind je daarvan? Als hij het zo voelt dan accepteer ik dat.”

Dit is het programmerende proces. Sommige van deze aspecten zijn absurd. Elk voorbeeld dat ik geef, zijn werkelijke voorbeelden uit mijn praktijk. Geen van de voorbeelden is verzonnen. Zo creatief ben ik niet.

Als je het kind vraagt: “Waarom wil je je vader nog meer niet zien? Hij liet altijd boeren. Is dat een reden? Ja dat is een goede reden. En verder? Hij sloeg mijn moeder. Heb je wel eens gezien dat hij je moeder sloeg? Nee, maar mijn moeder zei dat hij dat altijd deed. Heb je het dan ooit gehoord? Nee. Maar hoe weet je dan dat het is gebeurd? Je vader zegt dat hij dat nooit heeft gedaan. Hij zegt dat je moeder liegt en dat hij je moeder nog nooit heeft geslagen. Mijn vader liegt. Mijn moeder liegt nooit, dus mijn vader liegt. Geef me een ander voorbeeld dat je vader wel eens liegt? Dat kan ik nu niet. Ik vertel het de volgende keer wel.”

De verklaringen zijn dus niet reëel.

“Het was thuis nooit leuk, ik haatte ieder minuut. Ik heb hier anders een foto van jou en je zusje, je vader en moeder in Disneyworld, met Donald Duck en Mickey Mouse, met een grote lach op je gezicht. Het lijkt toch dat je het erg naar je zin hebt. Ik haatte ieder minuut ervan. Waarom lach je dan? Ik moest lachen. Hij zei dat ik moest lachen, omdat hij me anders zou slaan. Als ik geen “cheese” zou zeggen om te doen alsof ik lachte, dan zou hij me slaan.”

Je hebt dan van deze absurde rechtvaardigingen voor de campagne. Het mag lachwekkend zijn maar het is onderdeel van de campagne van het kind.

Het derde symptoom is gebrek aan ambivalentie.
Alle menselijke relaties kennen gemengde gevoelens. Dus je zegt tegen een kind: Schrijf de dingen op die je leuk vindt aan je moeder, dingen die je niet leuk vindt aan je moeder, dingen die je leuk vindt aan je vader en dingen die je niet leuk vindt aan je vader. Wat je ziet is dat aan de programmerende ouder alles leuk is, niets negatiefs. Het tegenovergestelde zie je bij de slachtofferouder, daar alleen negatieve dingen. Laten we zeggen dat de moeder het doel is. Ik kom zo meteen nog op het geslachtsaspect. We zien namelijk een verschuiving optreden in die zin dat steeds meer vaders een programmerende rol hebben en moeders het slachtoffer zijn. Dit is een recente ontwikkeling in de VS, waar ik later nog op terugkom.

Laten we zeggen dat de vader het kind geprogrammeerd heeft.

“Ik haat mijn moeder. Ik kan haar niet uitstaan. Kun je niet iets positiefs zeggen? Nee, er is niks goed. In haar hele leven heeft ze niks goed gedaan? Nee. En als je de slechte dingen moet opnoemen wat heeft ze dan gedaan? Ik moest van haar de televisie uitdoen en gaan slapen. Ik mocht geen televisie kijken totdat mijn huiswerk af was. Ze zei dat ik niet buiten mocht spelen met mijn vrienden”.

Het vierde symptoom is de schijnbare onafhankelijkheid van het fenomeen.
Het kind stelt dat al de ideeën van hem of haarzelf zijn en dat het niks te maken heeft met de invloed van de programmerende ouder. De programmerende ouder wil dat het kind dat zegt, omdat de programmerende ouder vaak door de vader of anderen ervan wordt beschuldigd programmerende ouder te zijn. Daarom zegt het kind dat het allemaal zijn eigen idee was en dat moeder er niets mee te maken had. De programmerende ouder zal dan vooral laten benadrukken dat het de opvatting van het kind zelf is en van niemand anders.

Ik herinner me dat een moeder zei:“Nou vertel me, als je tegen me zegt dat je je vader niet wil zien, dan hoef je hem ook niet te zien. Ik respecteer je recht je vader niet te zien. Als ik een advocaat moet inschakelen om ervoor te zorgen dat je je vader niet hoeft te zien, dan zal ik dat doen. Als ik naar het hooggerechtshof moet om ervoor te zorgen dat je je vader niet ziet, zal ik dat doen want ik respecteer jouw recht om je vader niet te zien. Nu dan, wil je je vader zien? Nee, nee. Zie je, hij wil zijn vader niet zien.”

En dan zal het kind zeggen dat het zijn vader niet wil zien. Je ziet het programmeren. Er is ook de boodschap dat hij zo gevaarlijk is dat er een advocaat nodig is en dat de moeder tot het hooggerechtshof van de VS moet gaan.

Je ziet het programmeren en je ziet dat het kind zo geprogrammeerd wordt dat het doet alsof het zijn eigen opvattingen zijn.

Het vijfde symptoom is de reflex van steun van de programmerende ouder in het ouderlijk conflict.
Hoe sterk het bewijs ook is dat de slachtofferouder gelijk heeft en dat de programmerende ouder de schuld lijkt te krijgen, het kind zal daarop reageren door automatisch de kant van de programmerende ouder te kiezen.

Dus de moeder zegt: hij geeft ons geen geld, hij stuurt ons geen geld, hoe moeten we nu eten, we zullen verhongeren, misschien moeten we het huis wel uit, we kunnen geen kleren kopen. Ze creëert het beeld van kinderen die naakt over straat moeten midden in de winter. En dat allemaal omdat de vader het geld niet geeft. En de vader zegt, dat is een leugen, ik heb hier de cheques, daarop staat haar handtekening. Ze heeft het geld dus wel. Het kind zal zeggen dat de cheques vals zijn en zijn vader beschuldigen. Er is geen enkele manier om het kind ervan te overtuigen dat de programmerende ouder liegt. Er is dus altijd steun van het kind.

Het zesde symptoom is het ontbreken van schuld.
Het kind dat in het gezicht van de slachtofferouder spuugt, die de wildste aantijgingen doet, zonder schuldgevoel, zonder enig gevoel van schaamte, zonder enig gevoel van sympathie of empathie voor de slachtofferouder.

Wanneer ik dan tegen het kind zeg: “Je meent dus dat je je vader nooit meer wil zien, in nog geen duizend jaar? Ja dat klopt. En je zegt dat hij moet betalen voor al je kosten van privé-school enzovoort, hoe ver weg ook? Ja dat klopt. Vind je dat wel terecht? Dat je je vader nooit meer ziet en dat hij alleen maar geld hoeft neer te leggen? Ja dat is terecht. Schaam je je daar niet een beetje voor? Nee, ik ben niet schuldig, ik hoef me niet te schamen, vanwege al de dingen die hij deed. Wat deed hij dan? Hij was gemeen. Hij was altijd erg gemeen tegen me. Ik moest van hem naar Disneyworld, ik moest naar films die ik niet wilde zien, hij had van die videofilms.”

Om dit soort belachelijke redenen gaat het. Maar er is geen schuldgevoel, omdat de programmerende ouder dat niet leert. Deze leert het kind geen goede manieren, geen respectvol gedrag, straft niet als het kind niet respectvol is en voorziet niet in een goede omgeving waarin respect kan worden bijgebracht. Deze ouder vraagt dus niet om excuus aan te bieden, zal het kind niet aanspreken op onrespectvol gedrag, zo praat je niet tegen je vader. Het kind wordt zo geen goed gedrag, geen goede normen en waarden bijgebracht in relatie tot de slachtofferouder.

Richard Gardner en Peter Tromp in gesprek tijdens de conferentie op 24 juni 1999 in de Grote Kerk van Breda
Het zevende symptoom is het lenen van scenario”s.
Het kind incorporeert in het proces woorden en zinnen die niet passen bij een kind van die leeftijd.

Een voorbeeldsituatie: Vader vraagt moeder:“Laat me even met de kinderen praten. Moeder antwoordt: Ze zijn net uit school, ze kleden zich nu om en ze hebben het te druk om met je te praten, ze gaan zo buiten spelen.” En als de vader dan later terugbelt zegt moeder weer: “Ze hebben geen tijd om met je te praten, we zijn net aan het eten, we zijn aan het dessert, je moet ons niet meer lastig vallen. Ze kijken nu televisie, ze gaan nu naar bed. Je moet ons niet zo lastig vallen.

Vraag je dan later aan het kind: Waarom wil je je vader niet zien? Hij valt ons lastig. Dat is een moeilijk woord voor iemand van jouw leeftijd? Wat betekent dat eigenlijk? Vraag het maar aan mijn moeder. Zij weet het wel.”

Je ziet waar het vandaan komt. Beschuldiging van seksueel misbruik is hiervan meestal een afgeleide, doorgaans in 10 tot 15% van de gevallen. De kinderbescherming wordt dan ingeschakeld en met één telefoontje kan het leven van de vader verwoest zijn.

Een 4 jaar oud meisje: “Waarom wil je je vader niet zien? Hij penetreerde me. Dat is een groot woord voor een 4-jarig meisje. Wat betekent dat. Hij penetreerde? Dat weet ik niet, vraag maar aan mijn moeder, zij zei dat hij me penetreerde.”

U ziet de incorporatie van termen die normaliter niet in de vocabulaire van zulk jonge kinderen zit.

Het laatste symptoom is de overzetting van het programmeren naar de familie van de slachtofferouder.
De grootouders, ooms en tantes hadden voorheen een goede relatie met het kind. Nu wil het kind ineens niet meer met de grootouders of ooms en tantes praten. Als oma belt, zegt het kind: Ik haat je oma en hangt meteen op. De oma meldt dit meteen aan opa en andere familieleden, vervolgens worden verjaardagskaartjes en cadeaus, kerstkaarten etc. retour gezonden. Hierdoor ontstaat er binnen deze groep een enorm verdriet en pijn over het verlies van dit kind, maar de programmerende ouder voelt geen enkele verlies.

Zoals u op de sheet kunt zien. De symptomen zijn verdeeld in drie categorieën van mild tot gemiddeld tot zwaar. Die differentiatie is enorm belangrijk. Als we onderaan de sheet kijken, waar staat “overdracht van moeilijkheden” dan geeft dat een goed idee tot welke categorie een symptoom hoort.

In de overdrachten van het kind van de ene ouder naar de andere, zijn er minimale problemen.

De gemiddelde problemen
Als het kind niet wil gaan, als het kind smeekt, en de programmerende ouder zegt: Zie je dan niet dat ze je haten? Hoor je de boodschap niet? Wat is er met je aan de hand? Ben je blind? Kun je niet zien dat ze je haten? Wat voor vader ben je? Waarom blijf je dan aandringen om je kinderen te zien? Dit zijn zaken die in de rechtbank worden behandeld. Respecteer je hun wensen niet? Zie je dan niet dat ze niet willen gaan? Ga naar je vader, ik krijg moeilijkheden met de rechter als je niet gaat.

Meestal wil de slachtofferouder de kinderen uit het zicht van de programmerende ouder halen. Doorgaans kalmeren de kinderen dan, en is alles in orde. Soms echter starten ze dan toch weer met de campagne. Soms krijgt de programmerende ouder steun van de kinderen zelf. Bijvoorbeeld een 11-jarig meisje dat let op een jonger broertje of zusje, dat dan zegt dat het moet opletten of alles nog wel goed is. Ik zal tegen mama zeggen dat je aardig was tegen papa. Papa ik haat je. Het kind gaat dan terug naar de moeder en vertelt, ik heb gezegd dat ik hem haat.

Het is gewoon om alleen slechte dingen over de slachtofferouder te vertellen. Ze vertellen dat ze er het hele weekend waren, maar iedere minuut ervan haatten. De werkelijkheid is echter dat ze een leuke tijd hebben gehad, maar incidenteel terugvielen in hun rol die ze van de programmerende ouder hebben geleerd.

Richard Gardner en Peter Tromp tijdens de conferentie op 24 juni 1999 in de Grote Kerk van Breda
In de ernstige vorm zijn bezoeken onmogelijk.

De kinderen weigeren naar de andere ouder te gaan. De programmerende ouder is doorgaans paranoïde, de kinderen geloven dat er sprake was van moord, verkrachting, seksueel misbruik, verwaarloosd, geslagen om ze in huis te krijgen, bloed loopt van de gordijnen, ze willen het huis uitvluchten, zijn paranoïde en geloven dat ze zware straffen zullen krijgen, ondanks dat ze daar geen bewijs voor hebben en dat ze het persoonlijk nooit hebben ervaren. Bezoeken zijn daarom nauwelijks mogelijk in de zware categorie.

Het gedrag tijdens de bezoeken zoals ik dat heb beschreven, de band met de programmerende ouder.
In de milde gevallen is de band met de programmerende ouder meestal goed met uitzondering van het feit dat deze ouder om zijn eigen positie te versterken in een rechtszaak de kinderen goed zal programmeren.

In de zware zaken is de band met de programmerende ouder, die meestal paranoïde is, enorm beschermend, heeft nooit de vader vertrouwd, ook niet in het begin. Ik heb een zaak gehad waarin de moeder weigerde de vader in de woonkamer te laten komen. In recente jaren is dat meer gangbaar geworden. Ik weet niet hoe dat hier in Europa is. Dit is een persoonlijke aangelegenheid. Er was een vrouw, die toen de vader in de verloskamer kwam, tijdens de bevalling tegen de verloskundige zei, als je hem nu niet de kamer uitzet ontsla ik je.

Dit is de uitwas van de afwijzing van de vader, het niet vertrouwen van de vader, die het kind zal laten vallen als hij het vastheeft. Er was een vader die een professioneel footballspeler was, maar de moeder vertrouwde de vader niet om hem het kind te laten vasthouden. Hij kon een voetbal vasthouden, maar niet een baby. Deze dingen zijn absurd, maar dit zijn de uitwassen en de rechtvaardigingen voor de te grote bescherming. De band met de programmerende ouder is doorgaans goed.

Zoals ik al zei, als de vader iemand is die misbruikt, verwaarloost, in de steek laat, dan is de diagnose van PAS niet gerechtvaardigd omdat er sprake was van misbruik en dan is er een totaal andere situatie. Dit is een belangrijk punt.

Ik ga nu iets vertellen over het waarom. Waarom hebben we dit syndroom, waarom gebeurt dit en waarom zag men dit verschijnsel pas sinds begin jaren 80 optreden?
Tijdens de kinderpsychiatrie van daarvoor zag ik het niet en toen dook het plotseling op begin jaren 80. Ik geloof dat de voornaamste reden verband houdt met het feit dat voorafgaand aan de jaren 70, moeders nog niet zo vaak rechtszaken aanspanden met betrekking tot het gezag en de zorg. Bovendien werd in het begin van de 20e eeuw het gezag over een kind meestal niet aan de moeder toegewezen.

In de jaren 60 en 70 vanwege de toen opkomende vrouwenbeweging, kregen vrouwen meer mogelijkheden voor opleiding, gelijke betaling, baanmogelijkheden, al deze dingen die belangrijk zijn en een prachtige ontwikkeling zijn. Mannen begonnen echter te zeggen dat het feit dat vrouwen bij voorrang het gezag en de zorg over kinderen werd toegewezen, discriminatoir was, dat het vooringenomenheid was ten opzichte van mannen, en pleitten voor gelijke kansen voor het verkrijgen van het gezag over en de zorg voor de kinderen. De wetgevers, de rechtbanken, stemden daarmee in en er kwam gelijkberechtiging op dit punt. Wat er gebeurde was, dat het aantal gezags- en zorgzaken toenam omdat nu vaders een kans hadden om gezag en zorgtoewijzing te krijgen. Als resultaat nam het aantal zaken toe en de ouders begonnen de kinderen te programmeren om hun positie in de rechtszaak te versterken.

Tot een aantal jaren geleden, was het mijn ervaring dat primair de moeder de programmerende ouder was, en de vaders werden geprogrammeerd, dus de meeste programmerende ouders waren moeders. En in mijn eerste boek over PAS, dat was in 1987, waren de moeders de programmerende ouders. Ook in mijn tweede boek in 1992 gaf ik aan dat de moeders de programmerende ouders waren. Bij mijn derde boek, dat uitkwam in 1998, begon ik een verschuiving waar te nemen. In de laatste twee jaren is de verschuiving dramatisch. We zien in de VS nu ook veel meer vaders die programmerende ouder zijn, en we zitten nu op ongeveer een 50-50 verhouding en ik denk dat wat er is gebeurd, ten eerste dat vaders mijn boeken hebben gelezen en de technieken hebben geleerd, en zo hetzelfde kunnen als de moeders. Iets anders is dat de kinderen ook steeds meer tijd met de vaders doorbrengen met als gevolg een uitbreiding van de mogelijkheden, tijd en gelegenheid van vaders om de kinderen ook te programmeren. Mijn eigen ervaringen worden bevestigd door vrienden, collega”s, familie in verschillende delen van het land die mij dit terugmelden. En wanneer ik in verschillende delen van de VS ben vraag ik steeds met handopsteking aan mijn gehoor wat nu de ervaringen zijn. Doorgaans is de ervaring dan gelijkelijk over man-vrouw verdeeld.

Van de mensen in deze zaal, die bekend zijn met dit syndroom, was in de meeste gevallen de moeder de programmerende ouder en de vader het slachtoffer. Steek alstublieft uw handen op. Ongeveer een derde steekt nu zijn hand op. Hoeveel hebben gezien dat de vader programmerende ouder was en de moeder het slachtoffer. Ik zie nu maar een paar handen. Dit is wat je ook zag in de VS tot een paar jaar geleden. Nu verandert het en als ik het goed heb, zullen over een paar jaar meer vaders de programmerende ouder zijn, ervan uitgaande dat Europa gewoontes uit Amerika een paar jaar later overneemt.

Helaas bevat uw materiaal geen stuk over de behandeling van PAS. Er is een vergissing gemaakt bij toezending ervan. U heeft citaten van rechterlijke uitspraken waarin de aanwezigheid van PAS werd erkend, maar alle publicaties over PAS zitten er niet bij. Ik ga ervan uit dat dhr. Van Dijk daar alsnog voor zal zorgen.

Laat me iets vertellen over de behandeling en een aantal belangrijke aspecten eruit lichten.
Het PAS is gepolitiseerd. Het is discutabel geworden, omdat bij alles wat naar de rechtbank gaat, een advocaat de ene ouder steunt, en de andere advocaat de andere ouder ondersteunt. Het nodigt advocaten uit om met leugens te komen, met vuilspuiterij, met misvertegenwoordiging om de eigen positie van die advocaat in de procedure op tegenspraak te versterken.

Een andere reden waarom het gepolitiseerd is, is omdat vrouwen altijd de programmerende ouders waren tot een paar jaar geleden. Ik werd bekritiseerd vanwege vooringenomenheid, discriminatie jegens vrouwen, omdat ik zei dat doorgaans vrouwen de programmerende ouders waren. Mijn antwoord was dan dat dat de realiteit was. Ze scholden me uit voor het beschrijven van die realiteit en verloren uit het oog wat de oorzaak van PAS was. De oorzaak was dat de moeders primair zich met de opvoeding van de kinderen bezighielden en dat de kinderen meer binding wilden met de moeder omdat de moeders meer beschikbaar waren, meer toegankelijk en de kinderen wilden bij hun moeder blijven. Met de tijd krijgen vaders evenzeer een band met kinderen en de verhouding wordt rechtgetrokken.

Het probleem dat ik had gevonden, was dat de rechtbanken niet ontvankelijk waren voor afwijzing van het programmerende gedrag. Dit is een centraal probleem. PAS bij een kind introduceren is een vorm van misbruik. Op een bepaalde manier is het zelfs erger dan fysiek en seksueel misbruik. Immers bij fysiek misbruik, komt er een moment dat het kind een punt bereikt waarop het misbruik kan stoppen, bij 12, 13 of 14 jaar. Je kunt dan in verzet komen, je kunt vechten, weglopen. Je bent oud genoeg om de politie te bellen. Op een of andere manier kun je jezelf beschermen. Er komt dus een moment waarop het stopt. Niet dat er daarna geen psychologische effecten zijn, maar het kan stoppen.

Seksueel misbruik kan zeker een kind beschadigen, psychologisch gezien van weinig tot heel veel, afhankelijk van de begeleider die zich ermee bezighoudt maar uiteindelijk is het kind oud genoeg om het te doen stoppen, om het aan te geven en aan het misbruik een eind te maken.

Met PAS echter slijt de band tussen kind en ouder en wordt kapot gemaakt. En na 18 jaar zijn ouder en kind vreemden voor elkaar. De hersenen zijn gevuld met haat, alle gevoelens van liefde, alle goede ervaringen zijn vervangen door de campagne van denigratie. Ook al is er nog wel contact, het is nooit meer hetzelfde. Het is een vorm van misbruik die niet zo gemakkelijk te zien is als fysiek misbruik, waar je wonden en breuken kunt zien. Je hebt medische rapporten. Je kunt bewijzen vinden door medisch onderzoek. Hier is het psychologisch.

De rechtbanken hebben de macht om PAS te genezen. Als een rechter een PAS-ouder zou moeten behandelen, dan zou dat op dezelfde manier moeten als bijvoorbeeld bij een vader die af en toe niet betaalt. In de VS, maar dat zal ook hier zo zijn, als een vader nalaat te betalen, kunnen ze salaris inhouden, of aanzeggen dat hij huisarrest heeft voor het weekend, zodat hij van vrijdagavond tot maandagmorgen thuis moet zijn en als hij niet thuis is, is hij “in contempt of court” dan kan hij gearresteerd worden, kan hij om zijn enkels worden geboeid met elektronisch toezicht, regelmatige telefooncontroles, 24 uur per dag. Ze doen dat vaker met vaders die hun financiële verplichtingen niet nakomen.

Als een rechter tegen een moeder zou zeggen, als de kinderen op vrijdag om 17.00 niet bij het huis van de vader zijn, dan is hier het bevel voor de politie om jou te arresteren, omdat je de kinderen niet op tijd hebt afgeleverd en je zult een weekend in detentie doorbrengen. Ik heb nog niet één rechter zover gekregen om dit te doen, ik heb nog niet één rechter zo ver gekregen om te zeggen tegen zo’n moeder, ik zal je rondleiding in een gevangenis laten geven om je een idee te geven hoe dat daar is. Ik had een kind begin jaren 80, een 7-jarig jongetje, dat een PAS-slachtoffer was, de kinderen zijn zelf ook slachtoffer. Hij zei:

“Is het waar dat als ik niet naar mijn vader ga, dat de rechters mijn moeder dan in de gevangenis stoppen? Is het niet zo dat de rechters mijn moeder in de gevangenis stoppen? Het kind smeekte me, zijn hele lichaam smeekte me om te zeggen, ja de rechter zal je moeder dan in de gevangenis stoppen. Ik zei, nou ja het is mogelijk dat de rechter dat doet, oké, oké, ik ga wel naar mijn vader, ik zeg wel tegen mijn moeder dat zij naar de gevangenis moet als ik niet naar mijn vader, dus ik ga wel”.

Hij smeekte me om dit excuus, ik smeekte de rechters, dit kind heeft dit excuus nodig. De rechters deden het niet, omdat het in de VS in 1999 niet politiek correct is om een vrouw in de gevangenis te stoppen. Het is geen probleem om een man in de gevangenis te stoppen die zijn verplichtingen niet nakomt, een vrouw in de gevangenis is echter politiek incorrect en staat meteen in de kranten.

Nu mannen PAS beginnen toe te passen, is het gemakkelijker. Er zijn zoveel gevallen van PAS in de VS, honderdduizenden, er is een epidemie gaande, zonder enige twijfel. Het moet gebeuren. Het zal ook gebeuren. Nu is het voor de rechter noch makkelijker om een man in de gevangenis te stoppen, als die zijn kinderen niet op tijd aflevert.

Wat ik bedoel is dit. De rechters hebben de mogelijkheid om, wanneer iemand de rechter negeert, om deze te laten opsluiten.

“Contempt of court” heeft doorgaans opsluiting tot gevolg. Ik ken twee staten in de VS die opsluiting tot maximaal 6 maanden toestaan, als een ouder in “contempt of court” is door de bezoekregeling te schenden. Als het een keer gebeurt zal dat grote gevolgen hebben voor PAS.

Ik begon deze presentatie met de mededeling dat ik iets over de behandeling van PAS zou zeggen, namelijk dat wetgevers aan de rechters de bevoegdheid moeten geven om straffen of maatregelen op te leggen als er sprake is van PAS, ongeacht het geslacht van de ouder. Dit is de enig mogelijke behandeling. Psychotherapie zal niet helpen, niets anders zal helpen en ik heb er zeker goed over nagedacht de afgelopen 15 jaar. Er is niets in mijn ervaring dat duidt op een andere aanpak om van PAS te genezen. Ik hoop dan ook dat hetgeen ik vandaag hier heb gezegd enige verandering teweeg zal brengen.

Dank u wel.

Peter Tromp geeft workshop tijdens de conferentie op 24 juni 1999 in de Grote Kerk van Breda

donderdag, augustus 20, 2009

Aanmelding actiekalender - 25 April 2012

Do anything, no matter how small, to make a difference.
Dr. M.L. King

Actiekalender Internationale Bewustwordingsdag Ouderverstoting Na Scheiding op 25 April 2012

- Zijn uw kind(eren) en uzelf slachtoffer van ouderverstoting?
- Of voelt u zich betrokken als familielid of supporter en wilt u Wereld Bewustwordingsdag Ouderverstoting ondersteunen om kinderen en ouders die getroffen zijn door ouderverstoting na scheiding een hart onder de riem te steken?

Doe dan ook mee om op 25 April 2012 met uw eigen activiteiten en initiatieven, hoe klein ook, aandacht te vragen voor dit grootste probleem van kinderen van de 21e eeuw, de vervreemding en verstoting van hun ouders en familie bij een scheiding.

Meldt hier uw initiatief aan voor de Actiekalender 2012

Stuur de informatie over uw bewustmakingsactie of -activiteit toe op het emailadres secretariaat@vaderkenniscentrum.nl onder vermelding van “Opnemen in Actiekalender Wereld Bewustwordingsdag Ouderverstoting 2012”.

Vermeld bij aanmelding van uw actie of activiteit voor de Actiekalender 2012 naast een korte beschrijving van doel en strekking van uw activiteit ook de volgende gegevens:
  • Datum, plaats en precies tijdstip van uw activiteit
  • Naam of titel van uw activiteit en een korte beschrijving
  • Eventuele oproep aan anderen in uw regio om mee te doen in uw actie of activiteit met vermelding van een contactpersoon en emailadres waar anderen zich op kunnen geven voor deelname of meer informatie kunnen krijgen.

Samen met elkaar
Laten we samen met elkaar anderen bewust maken van het probleem en de gevolgen van ouderverstoting na een scheiding, voor een betere toekomst van onze kinderen na scheiding.

Wereld Bewustwordingsdag Ouderverstoting werd voor het eerst georganiseerd op 25 april 2006. 2012 is daarmee nu het zevende jaar dat deze dag georganiseerd wordt. Wereld Bewustwordingsdag Ouderverstoting zal ook elk jaar op 25 April opnieuw herhaald worden en de activiteiten op deze dag zullen jaarlijks verder aanzwellen, totdat werkelijk iets aan dit probleem gedaan zal worden door onze overheden en politici, die voor het ontstaan van dit probleem de verantwoordelijkheid dragen.

Meldt nu uw eigen bewustmakingsactie of -activiteit op 25 april, hoe klein ook (al schrijft u zelf een persoonlijke brief met een foto van uw kind naar de rechtbank om aandacht te vragen voor ouderverstoting), hier aan voor vermelding in de Actiekalender 2012!!!

Aangemelde activiteiten op 25 april 2012 in Nederland:
-
-
-
-

Aangemelde activiteiten op 25 april 2010 in België:
-
-
-
-

Aangemelde activiteiten op 25 april 2010 in Europa:
-
-
-
-

donderdag, oktober 30, 2008

Esma Kaplan - Onderzoek naar ouderverstoting in Nederland (2008)

Ouderverstoting in Nederland - Parental Alienation Syndrome (PAS) en loyaliteitsproblemen bij recente scheidingsgezinnen.

Universiteit van Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen, Masterthesis Pedagogische Wetenschappen, Kaplan, E., 31 juli 2008

English: Esma Kaplan - Research study - Parental Alienation in the Netherlands

Francais: Esma Kaplan - Recherche - Alienation Parentale aux Pays-Bas

Deutsch: Esma Kaplan - Research - Elterliche Entfremdung in die Niederlanden

Espagnol: Esma Kaplan - Research - Alienación des padres en los Países Bajos

Enkele hoofdconclusies:
• 72% van de Nederlandse gescheiden vaders beschouwt het oudervervreemdingssyndroom (PAS of Parental Alienation Syndrome) als een probleem.
• 64% van de Nederlandse gescheiden moeders beschouwt het oudervervreemdingssyndroom (PAS of Parental Alienation Syndrome) als een probleem.
• Volgens vaders vormt het oudervervreemdingssyndroom (PAS) een ernstig probleem in 21% van de gevallen
• Maar volgens moeders vormt het oudervervreemdingssyndroom (PAS) slechts een ernstig probleem in 10% van de gevallen
• Al met al beschouwen vaders ernstige vormen van PAS als een twee keer zo groot probleem dan moeders.
• Het in dit onderzoek gevonden hoge percentage van de ernstige vorm van ouderverstoting is tegenstrijdig met de eerdere bevindingen van het onderzoek van Ed Spruijt en zijn collega’s (2005), waaruit naar voren kwam dat PAS wel voorkomt in Nederland, maar dat de ernstige vorm niet of nauwelijks zou voorkomen.

Samenvatting:

In deze studie wordt gepretendeerd meer inzicht te krijgen over ouderverstoting. Er is onderzocht in hoeverre ouderverstoting voorkomt in Nederland, wat de kenmerken van ouderverstoting zijn en de gevolgen voor het functioneren van de jongere. Voor deze studie is een survey-onderzoek uitgevoerd, waarbij de data van eerdere onderzoeken is gebruikt.

De scheidingsgezinnen in deze onderzoeken zijn geworven in het kader van het onderzoek “Gezinnen en scheiding” uitgevoerd door Dr. I. van der Valk en in het kader van het onderzoek “Jongeren en gezinnen” onder leiding van Dr. A.P. Spruijt. Het onderzoek is gedaan bij n = 400 jongeren en n = 159 ouders.

Uit de resultaten blijkt dat ouderverstoting voorkomt in Nederland. De ernstige vorm van PAS komt volgens vaders twee keer zo vaak voor dan volgens moeders. Zowel conflicten voor en na de scheiding als de mate van betrokkenheid van ouders zijn belangrijke kenmerken van ouderverstoting. Zo leidt conflicten tussen ouders tot loyaliteitsproblemen bij het kind, waarbij meisjes meer last hebben van conflicten voor de scheiding in tegenstelling tot jongens. De mate van betrokkenheid hangt samen met hoezeer ouders zich verstoot voelen door hun kind. Wanneer de mate van betrokkenheid moeder hoog is leidt dit tot minder loyaliteitsproblemen bij de jongere. Over de gevolgen van ouderverstoting voor het functioneren van de jongere blijkt dat loyaliteitsproblemen bij jongens tot een laag algemeen welbevinden en tot angst leidt. Ook bij meisjes leidt loyaliteitproblemen tot een laag algemeen welbevinden en angst. Bovendien hebben meisjes met loyaliteitsproblemen een lage zelfwaardering en is er meer kans op depressie wanneer zij loyaliteitsproblemen ervaren.

Citaat uit de "Resultaten" op blz. 28 van de masterthesis van E Kaplan:
"De resultaten laten zien dat PAS voorkomt in Nederland. Slechts 36% van de moeders en 28% van de vaders vinden dat er geen sprake is van PAS. De milde vorm van PAS komt het vaakst voor bij zowel vaders (45%) als bij moeders (49%). De matige vorm komt volgens vaders in 6 % van de gevallen voor en volgens moeders in 5 % van de gevallen. In 21 % van de gevallen komt volgens vaders de ernstige vorm van PAS voor en volgens moeders in 10% van de gevallen."
Citaat uit de “Conclusies” op blz. 31 van de masterthesis van E Kaplan:
“Uit de resultaten blijkt namelijk dat de mate van ouderverstoting volgens vaders in 45 % van de gevallen mild, 6 % matig en in 21% van de gevallen ernstig te noemen is. Daarentegen geven 28 % van de vaders aan dat er geen sprake is van ouderverstoting. Volgens moeders betreft het in 49% van de gevallen een milde vorm, 5 % matig en 10% een ernstige vorm. 36 % van de moeders vindt dat er geen sprake is van PAS.
Deze resultaten lijken tegenstrijdig met de bevindingen van het onderzoek van Ed Spruijt en zijn collega’s (2005). Uit het onderzoek van Ed Spruijt en collega’s (2005) kwam immers naar voren dat PAS wel voorkomt in Nederland, maar dat de ernstige vorm niet of nauwelijks voorkomt. Het hoge percentage van de ernstige vorm van ouderverstoting in dit onderzoek kan mogelijk verklaard worden doordat het in dit onderzoek alleen recente scheidingsgezinnen betreft.”
Sleutelwoorden: loyaliteitsproblemen, ouderverstoting, oudervervreemding, ouderlijke conflicten, (echt)scheiding, Sociale Wetenschappen, Orthopedagogiek

Bijdragers: Valk, I. van der, Spruijt, E.


OUDERVERSTOTING IN NEDERLAND


Parental Alienation Syndrome (PAS) en loyaliteitsproblemen bij recente scheidingsgezinnen

E. Kaplan

Masterthesis Pedagogische Wetenschappen

Faculteit Sociale Wetenschappen

Esma Kaplan, Universiteit Utrecht, Juli 2008

Download PDF-versie: Masterthesis Kaplan, E-0206725.pdf


Ouderverstoting in Nederland -

Parental Alienation Syndrome (PAS) en loyaliteitsproblemen bij recente scheidingsgezinnen.

Masterthesis Pedagogische Wetenschappen

Werkveld: Jeugdzorg

Auteur: E. Kaplan 0206725

Begeleider: Dr. I. van der Valk

Tweede Lezer: Dr. E. Spruijt

Universiteit Utrecht, Juli 2008

Voorwoord

Voor u ligt de Masterthesis die in de eindfase van de studie Orthopedagogiek geschreven wordt. Binnen het thema ‘echtscheidingsgezinnen’ heb ik gekozen om onderzoek te doen naar een veel voorkomend maar weinig bekend onderwerp, namelijk het Parental Alienation Syndrome (PAS) en loyaliteitsproblemen bij jongeren. Dit onderwerp sprak mij aan, omdat omtrent dit probleem nog onwetendheid bestaat op zowel wetenschappelijk als maatschappelijk domein. Zodoende zou mijn onderzoek een zekere bijdrage leveren aan de wetenschap, hetgeen mij gedrevener en nieuwsgierig maakte.

Voor de uitvoering van dit onderzoek ben ik in de eerste plaats veel dank verschuldigd aan Dr. Inge van der Valk voor haar inzet en deskundige adviezen bij de totstandkoming van deze masterthesis. Zij heeft mij zeer goed op weg geholpen in zowel de oriënterende als de uitvoerende fase. Te allen tijde kon ik met vragen en onduidelijkheden bij haar terecht. Ook in moeilijke tijden heeft ze mij met veel geduld en betrokkenheid begeleid. Tevens gaat mijn dank uit naar Ed Spruijt voor het gebruik van zijn data. Verder wil ik iedereen bedanken die op welke wijze dan ook bij de totstandkoming van deze thesis heeft geholpen

Esma Kaplan.
Utrecht, Juli 2008



INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

Samenvatting 5

Inleiding 6

1. Literatuurverkenning 7

1.1 Inleiding 7

1.1.1 Echtscheidingscijfers en contact na scheiding 7

1.1.2 Parental Alienation Syndrome (PAS) 8
1.1.3 Symptomen 9

1.1.4 Niveaus 10

1.1.5 Kritiek op PAS 11

1.1.6 Onderzoeksresultaten omtrent de strategieën en de niveaus van PAS 12

1.1.7 Loyaliteit 13

1.1.8 De gevolgen van ouderverstoting voor het functioneren van de jongere 14

1.1.9 De gevolgen van loyaliteitsproblemen voor het functioneren van de jongere 15

1.2 Deze studie 16

1.2.1 Probleemstelling 16

1.2.2 Vraagstelling 16

1.2.3 Hypothesen 17

2. Methoden 19

2.1 Inleiding 19

2.2 Procedure 19

2.3 Steekproef 19

2.4 Meetinstrumenten 20

3. Resultaten 22

3.1 Deelnemers 22

3.2 Ouderverstoting in Nederland 24

3.3 Kenmerken van ouderverstoting 27

3.4 Gevolgen van ouderverstoting 29

4. Conclusie en discussie 31

Literatuur 35

Samenvatting

In deze studie wordt getracht meer inzicht te krijgen in PAS en loyaliteitsproblemen. Er is onderzocht in hoeverre ouderverstoting voorkomt in Nederland, wat de kenmerken van ouderverstoting zijn en de gevolgen ervan voor het functioneren van de jongere. Voor deze studie is een survey-onderzoek uitgevoerd, waarbij de data van eerdere onderzoeken is gebruikt. De scheidingsgezinnen in deze onderzoeken zijn geworven in het kader van het onderzoek “Gezinnen en scheiding” uitgevoerd door Dr. I. van der Valk en in het kader van het onderzoek “Jongeren en gezinnen” onder leiding van Dr. A.P. Spruijt. Het huidig onderzoek is gedaan bij n = 400 jongeren en n = 156 ouders.

Uit de resultaten blijkt dat ouderverstoting inderdaad voorkomt in Nederland. De ernstige vorm van ouderverstoting komt volgens vaders twee keer zo vaak voor dan volgens moeders. Zowel conflicten voor en na de scheiding als de mate van betrokkenheid van ouders zijn belangrijke kenmerken van ouderverstoting. Zo leidt conflicten tussen ouders tot loyaliteitsproblemen bij het kind, waarbij meisjes meer last hebben van conflicten voor de scheiding in tegenstelling tot jongens. De mate van betrokkenheid hangt samen met hoezeer ouders zich verstoten voelen door hun kind. Wanneer de mate van betrokkenheid moeder hoog is leidt dit tot minder loyaliteitsproblemen bij de jongere. Over de gevolgen van ouderverstoting voor het functioneren van de jongere blijkt dat loyaliteitsproblemen bij jongens tot een laag algemeen welbevinden en tot angst leiden. Ook bij meisjes leiden loyaliteitproblemen tot een laag algemeen welbevinden en angst. Bovendien hebben meisjes met loyaliteitsproblemen een lage zelfwaardering en is er meer kans op depressie wanneer zij loyaliteitsproblemen ervaren.


Inleiding

In dit rapport gaat het over een ernstig probleem waarmee scheidingsgezinnen te maken kunnen krijgen, namelijk het Parental Alienation Syndrome (PAS). Over het PAS is in Nederland nog erg weinig bekend. De onderzoeken die er zijn hebben zich overigens alleen gericht op ouders. Dit onderzoek zal naast PAS dat alleen gemeten is bij ouders ook loyaliteitsproblemen bij jongeren meten welke een mogelijke indicator van PAS is.

Dit onderzoek is daarom in eerste instantie gericht om beter zicht te krijgen over het PAS en loyaliteitsproblemen bij jongeren. De centrale vraagstelling hierbij is ‘In hoeverre komt ouderverstoting voor in Nederland en wat zijn daarvan de kenmerken en de gevolgen ervan voor het functioneren van de jongere?’

De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek ligt in het feit, dat de resultaten van het onderzoek van belang kunnen zijn bij het ontwikkelen van fundamentele theorieën omtrent dit probleem. Meer kennis over het verschijnsel kan de omstandigheden voor kinderen in de toekomst verbeteren. Er wordt namelijk meer kennis verworven over de beleving van ouderverstoting door zowel ouders als jongeren.

Uiteraard is dit onderzoek ook gefundeerd op reeds bestaande literatuur. In hoofdstuk 1 wordt verslag gedaan over de onderzoeksvragen en begrippen aan de hand van relevante en recente publicaties. In dit hoofdstuk volgt ook de formulering van de vraagstelling, de onderzoeksvragen en de hypotheses. De opzet en uitvoering van het onderzoek worden beschreven in hoofdstuk 2. De wijze van dataverzameling, steekproeftrekking en de beschrijving van de meetinstrumenten komen hier onder andere aan bod. In hoofdstuk 3 zullen de gevonden resultaten worden toegelicht. Tot slot wordt in het laatste hoofdstuk de vergekregen resultaten vergeleken, verklaard en geëvalueerd met de literatuur die in hoofdstuk 1 is beschreven.


1. Literatuurverkenning

1.1 Inleiding

Ieder jaar krijgt een groot aantal minderjarige kinderen te maken met scheiding van de ouders.

Ongeveer 20% van deze kinderen heeft na de ouderlijke echtscheiding geen contact meer met de uitwonende ouder (Spruijt et al. 2005). Het komt tegenwoordig regelmatig voor dat het kind, zonder een aanwijsbare reden, het contact met de ouder die elders woont, verbreekt. Dat kinderen zonder een aanwijsbare reden het contact met een ouder verbreken wordt ook wel het ouderverstotingssyndroom genoemd. Hoewel het probleem zich regelmatig voordoet is er weinig bekend over dit fenomeen. Dit hoofdstuk kan gezien worden als aanvullende informatie omtrent het fenomeen ouderverstoting. In paragraaf 2 van dit hoofdstuk komt de informatie aan de orde waar het in het onderzoek om gaat.

1.1.1 Echtscheidingscijfers en contact na scheiding

In Nederland vinden er circa 35.000 scheidingen per jaar plaats. Na een stijging van het aantal scheidingen in de jaren zeventig en tachtig, is het echtscheidingscijfer in Nederland de laatste decennia hoog en redelijk stabiel. Bij ongeveer de helft van deze scheidingen zijn minderjarige kinderen en adolescenten betrokken (Spruijt, 2007).

Scheiding kan voor alle leden van het gezin voor ernstige gevolgen zorgen. De belangrijkste negatieve uitkomsten voor kinderen nadat de scheiding heeft plaatsgevonden zijn onder andere de externaliserende problemen, internaliserende problemen, lagere schoolprestaties, problemen in vriendschapsrelaties en zwakkere band met ouders (Spruijt, 2007). De lange termijn gevolgen zijn volgens Amato (2006): een lager opleidingsniveau, minder inkomen, groter risico op depressie, zwakkere relatie met ouders en een groter eigen scheidingsrisico (Spruijt, 2007). De periode voor, tijdens en direct na de scheiding is voor alle kinderen moeilijk. Terwijl er voor de scheiding de vrijheid was om met elkaar in contact te komen wanneer zij dat wensten, dienen zij zich na de scheiding aan regels te houden die door anderen zijn vastgesteld. Derhalve is de belangrijkste verandering, dat het kind vaak bij een ouder verblijft en dat de uitwonende ouder een ‘bezoeker’ wordt die het kind alleen op bepaalde tijden kan zien (Vassiliou en Cartwright, 2001).

Sinds de wetswijziging in 1998 bestaat echter de mogelijk op gezamenlijk ouderschap. Gelukkig zien steeds meer ouders de noodzaak om goede afspraken te maken en wordt coouderschap steeds populairder in Nederland (Spruijt, 2007). Wellicht is de wet op gezamenlijk ouderlijk gezag een belangrijke factor voor de toename van de contact tussen kind en ouders.

Wanneer immers uitkomsten van recente studies vergeleken worden met die van enkele jaren geleden, is het percentage ‘helemaal geen contact’ met de uitwonende ouder tussen 2001 en 2005 langzaam afgenomen van ongeveer 25% naar ongeveer 17% (Spruijt, 2007). Ondanks deze goede ontwikkelingen in de praktijk en in de wetgeving zullen er toch conflictueuze scheidingen blijven bestaan. Ouders raken na een scheiding dan vaak in een machtstrijd verwikkeld hetgeen kan leiden tot loyaliteitsproblemen bij het kind en verstoting van een van de ouders door het kind. De Amerikaanse psychiater Gardner heeft dit verschijnsel benoemd als de Parental Alienation Syndrome (PAS). In Nederland heet dit het ouderverstotingssyndroom of kortweg PAS.

1.1.2 Parental Alienation Syndrome (PAS)

Het verschijnsel van een pathologische binding tussen ouder en kind met uitsluiting van de andere ouder was al eerder geconstateerd. Het was Gardner die een meer uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van dit fenomeen ontwikkelde. PAS is volgens de definitie van Gardner (1998) een stoornis die primair optreedt in het kader van een juridische strijd om het ouderlijk gezag. Voornaamste uiting ervan is een ongerechtvaardigd denigrerende houding van het kind tegenover de uitwonende ouder. Deze komt voort uit een combinatie van indoctrinatie door de thuiswonende ouder – welke in het vervolg de programmerende ouder genoemd zal worden – en een eigen bijdrage van het kind aan de lasterpraat over de andere ouder – welke in het vervolg de uitwonende of het slachtoffer ouder genoemd zal worden. Overigens wordt er niet van PAS gesproken wanneer er sprake is van mishandeling of verwaarlozing door een ouder aangezien de vijandigheid van het kind gerechtvaardigd wordt (Spruijt, 2007; Gardner 1998).

1.1.3 Symptomen

Het ouderverstotingssyndroom bestaat volgens Gardner uit acht symptomen (Gardner, 1998).

1. De lastercampagne tegen de uitwonende ouder.

Het kind laat voortdurend zijn/haar haat zien ten opzichte van de uitwonende ouder. De programmerende ouder vertelt het kind negatieve verhalen over de uitwonende ouder en geeft negatieve benamingen. Wanneer de programmerende ouder dit doet zonder medewerking van het kind is er geen sprake van PAS. Er is immers sprake van PAS wanneer het kind ook een bijdrage heeft aan de lastercampagne (O’Leary & Moerk, 1999; Gardner 2002; Baker, 2006).

2. Absurde, irreële rechtvaardigingen van de lastercampagne.

Hoewel het vaak gaat om ouders met goede ouderschapskwaliteiten en waarbij voor de scheiding sprake was van een liefdevolle relatie met het kind, probeert het kind zijn/haar gedrag te rechtvaardigen door bijvoorbeeld te zeggen: “hij maakt geluiden tijdens het eten” (Rand, 1997; O’Leary & Moerk, 1999; Gardner 2002; Baker, 2006).

3. Gebrek aan ambivalentie.

De slachtofferouder heeft volgens het kind alleen maar negatieve kenmerken terwijl aan de programmerende ouder alleen maar positieve kenmerken wordt toegeschreven. Het kind kan zelfs beweren dat het alle plezierige momenten met de slachtofferouder is vergeten (Rand, 1997; O’Leary & Moerk, 1999, Baker, 2006).

4. De schijnbare onafhankelijkheid.

Het kind beweert dat de ideeën van hem of haarzelf zijn (Rand, 1997; O’Leary & Moerk, 1999; Gardner, 2002). Vaak gebruiken deze kinderen woorden en zinnen van de programmerende ouder (Cartwright, 1993).

5. Reflexmatige steun aan de thuiswonende ouder.

Dit kan zo ver gaan dat een kind overtuigende bewijzen van een ander afwijst (Rand, 1997; Gardner, 2002; Baker, 2006). Het kind gelooft dat de verzorgende ouder een ideaal persoon is die geen kwaad kan doen of denkt dat de programmerende ouder de zwakste van de twee ouders is die verdediging nodig heeft (Cartwright, 1993).

6. Het kind heeft gebrek aan schuld, sympathie en empathie voor de slachtofferouder.

Het kind verdedigt zijn/haar gedrag door te stellen dat het een slechte ouder is en niet verdient hem/haar te zien. De slachtoffer ouder heeft de keuze om een dergelijke behandeling te tolereren of juist te vermijden met als gevolg het contact met het kind verliezen. Vaak kiezen ouders voor de laatste optie (O’Leary & Moerk, 1999; Gardner, 2002).

7. Letterlijk citeren van onbegrepen woorden.

Het kind gebruikt zinnen en ideeën die zij aanleren van de programerende ouder. Dit kan afgeleid worden uit de woorden of zinnen die niet bij de leeftijd passen of gebeurtenissen die ze niet kunnen herinneren.

8. Uitbreiding van de vijandschap tot de familie van de uitwonende ouder.

Het kind verbreekt het contact met voorheen dierbare familieleden.

1.1.4 Niveaus

Naast de acht symptomen onderscheidt Gardner drie niveaus van PAS; namelijk mild, gematigd en ernstig (Gardner, 2002). Bij kinderen met PAS komen de meeste van de hierboven genoemde symptomen voor. Wanneer alle of bijna alle symptomen voorkomen is er sprake van gematigd of ernstige vorm van PAS. Vooral de ernstige type van PAS heeft volgens Gardner een negatieve invloed op de psychologische ontwikkeling van het kind. Hierbij is de programmerende ouder volkomen fanatiek en soms zelfs paranoïde. Het kind is zodanig vijandelijk jegens de uitwonende ouder dat zelfs in de meeste gevallen een bezoek van de uitwonende ouder onmogelijk wordt. Het kind kan zelfs fysiek geweld laten zien jegens gehate ouder (Rand, 1997; O’Leary & Moerk, 1999). In sommige gevallen kan de vijandigheid van het kind oplopen tot paranoïde vormen. Het kind denkt dat hij/zij achtervolgd wordt en is bang om vermoord te worden door de uitwonende ouder (Gardner, 2002).

De matige vorm wordt gekenmerkt door razernij. De ouder is boos door de verlating van zijn/haar partner. Hierbij is de binding met het kind gezond en voor de scheiding was de ouder een goede opvoeder, wat niet het geval is bij de ernstige vorm. Het kind is vaak disruptief en onrespectvol jegens de slachtofferouder (Rand, 1997; O’Leary & Moer, 1999).

In de lichte gevallen wil de geprogrammeerde ouder alleen zijn/haar positie veilig stellen. Herstel is hierbij makkelijker te verwezenlijken. De verstoting is relatief oppervlakkig, de kinderen zijn over het algemeen coöperatief tijdens bezoeken, maar zijn vaak kritisch en onvriendelijk jegens de slachtofferouder ( O’Leary & Moerk, 1999; Gardner, 2002).

1.1.5 Kritiek op PAS

Ondanks dat PAS veel gebruikt wordt in de literatuur is niet iedereen het eens met het werk van Gardner. Dat het kind een van de ouders afwijst zonder een aanwijsbare reden, wordt door iedereen als een probleem gezien, alleen bestaat er onenigheid over de beschrijving en benoeming ervan (Warshak, 2001). Zo voldoet volgens O’Leary en Moerk (1999) PAS niet aan de algemeen geaccepteerde definitie van een syndroom. De symptomen zijn namelijk niet specifiek genoeg en onderscheiden zich bijvoorbeeld onvoldoende van een normale verstoting die zich voordoet tijdens de meeste echtscheidingsgevallen. De meeste kinderen hebben namelijk preferenties en het is moeilijk te achterhalen of er sprake is van enige verstoting van een van de ouders (O’Leary & Moerk, 1999). Een ander kritiekpunt is dat PAS niet een stoornis is van het kind, maar het resultaat van een probleem of een stoornis van de programmerende ouder (O’Leary & Moerk, 1999). Bovendien noemt Gardner geen criterium van het aantal symptomen dat er moet voorkomen om de diagnose PAS te stellen, in tegenstelling tot de DSM-IV, waarin heel specifiek wordt aangegeven hoeveel van de symptomen het individu moet hebben om een bepaalde diagnose te krijgen (O’Leary & Moerk, 1999).

Volgens Kelly en Johnston is het model van Gardner te simplistisch omdat het andere factoren die van belang kunnen zijn worden genegeerd (Spruijt, 2007; Warshak, 2001). Verder is de aandacht te exclusief gericht op de programmerende ouder als de aanstichter van het kwaad (Spruijt, 2007; Warshak, 2001). Bovendien vinden zij dat de formulering van Gardner tot verwarring leidt en misbruikt wordt in de rechtbanken (Warshak, 2001). Om deze redenen hebben ze getracht PAS te herformuleren en spreken ze liever over oudervervreemding dan over ouderverstoting. Zij geven de volgende definitie: “Een vervreemd kind geeft vrijelijk en voortdurend uitdrukking aan onredelijke negatieve gevoelens en opvattingen (zoals boosheid, haat, verwerping en/of angst) over een ouder die disproportioneel zijn ten aanzien van de feitelijke ervaringen van het kind met die ouder ” (Spruijt, 2007).

In de definitie van Johnston en Kelly wordt de invloed van de programmerende ouder niet opgenomen. Het oudervervreemding model stelt dat alleen manipulaties van een ouder onvoldoende zijn om de vervreemding te verklaren, omdat sommige kinderen wel weerstand kunnen bieden tegen pogingen die hun liefde voor een ouder trachten te ondermijnen (Warshak, 2001). Zodoende spelen ook andere factoren een rol bij het ontstaan van oudervervreemding. Het oudervervreemding model maakt onderscheid in achtergrond factoren en interveniërende factoren. Achtergrond factoren kunnen het kind direct of indirect beïnvloeden zoals het meemaken van ouderlijke conflicten, de omstandigheden gedurende de scheiding en de cognitieve capaciteit en temperament van het kind. Interveniërende variabelen beïnvloeden de respons van het kind op de achtergrond factoren. Voorbeelden van interveniërende variabelen zijn de gedragingen van beide ouders, sibling relaties en de kwetsbaarheid van het kind (Warshak, 2001).

In de literatuur wordt dus bevestigd dat het fenomeen bestaat. Door sommige wetenschappers wordt het PAS genoemd en door anderen oudervervreemding of simpelweg het programmeerde kind (Baker en Darnall, 2007). Volgens Warshak (2001) vertonen de twee formuleringen meer overeenkomsten dan verschillen. Bovendien zijn beide modellen gebaseerd op klinische ervaringen. Beiden vinden in de literatuur steun voor enkele aspecten van hun formuleringen, terwijl beiden geen empirisch onderzoeken hebben die de validiteit van hun concept aantonen (Warshak, 2001). Een voordeel van het oudervervreemdings model is dat het zich ook richt op processen, factoren en gedragingen in het hele gezinssysteem. Voordeel van PAS is dat het concept algemeen bekend is geworden en veel heeft bijgedragen aan de literatuur omtrent dit fenomeen (Warshak, 2001). Het veelvuldig voorkomen van het concept PAS in de literatuur en de vele overeenkomsten van andere beschrijvingen met PAS, ondersteunt in feite de validiteit van PAS (Baker en Darnall, 2007; Warshak, 2001).

1.1.6 Onderzoeksresultaten omtrent de strategieën en het niveau van PAS

Ondanks de algemene consensus over het bestaan van het probleem, is er nog geen betrouwbare en valide meetinstrument van PAS (Baker en Darnall, 2007). Baker en Darnall (2007) trachten een gedetailleerde beschrijving te geven van de strategieën die de programmerende ouder gebruikt om het kind te vervreemden van de andere ouder. Uit dit onderzoek blijkt dat tussen de 80 en 98% van de ouders, waarbij sprake is van ouderverstoting, vinden dat de acht symptomen van PAS altijd of vaak aanwezig zijn bij hun kind. Er was echter sprake van diversiteit in de frequentie van deze symptomen wat ook zelfs bij de meest ernstige vorm van PAS gebleken is (Baker en Darnall, 2007).

Uit een eerder onderzoek van Baker en Darnall (2006), waarin 97 participanten deelnamen, komt naar voren dat niet alle kinderen in dezelfde mate beïnvloed worden door de programmerende ouder. Er is een samenhang gevonden tussen het niveau van PAS en de sekse en leeftijd van kinderen. Zo wordt de mate van PAS bij meisjes en oudere kinderen vaker beoordeeld als ernstig vergeleken met jongens en jongere kinderen (Baker en Darnall, 2006).

Uit een ander onderzoek van Braver, Coatsworth en Peralta (2006) komt naar voren dat er een duidelijke overeenstemming bestaat tussen kinderen en ouders over de vraag of er sprake is geweest van oudervervreemding (Spruijt, 2007). Ook blijkt dat de kinderen rapporteerden dat vaders en moeders zich ongeveer evenveel schuldig maakten aan vervreemdend gedrag (Spruijt, 2007).

In Nederland is een bevolkingsonderzoek gedaan naar de mate van voorkomen van PAS volgens echtscheidingsbemiddelaars en volgens gescheiden uitwonende ouders (Spruijt, 2007).

Volgens de resultaten van dit onderzoek komt PAS in Nederland in 33% van de gevallen in milde vorm voor en 9% van de gevallen in matige vorm. De ernstige vorm van PAS komt volgens dit onderzoek niet of nauwelijks voor. Het is namelijk bij een bevolkingsonderzoek zeer lastig om scheidingsgezinnen of kinderen te vinden die in de categorie ernstig vallen omdat er geen sprake is van een gerichte steekproef.

1.1.7 Loyaliteit

Volgens Gardner raken ouders na een scheiding vaak in een machtstrijd verwikkeld hetgeen kan leiden tot loyaliteitsproblemen bij het kind (Rand, 1997; Gardner, 2002a). Het kind zit in eerste instantie klem tussen beide ouders. Zodoende kan Loyaliteitsproblemen beschouwd worden als een indicator van PAS bij kinderen.

De begrippen loyaliteit en loyaliteitsconflict zijn afkomstig van de psychiater Ivan Boszormeny Nagy. Volgens zijn theorie bestaat er een band tussen kind en ouders. Doordat het kind zijn bestaan te danken heeft aan beide ouders kan het kind niet anders dan loyaal zijn aan hen beiden. Loyaliteit is een bindend fenomeen, waarbij dus de primaire loyaliteit bij de geboorte al ontstaat (Eerenbeemt en Oele, 1987). Dit wordt de verticale loyaliteit genoemd en kan niet worden verbroken. Wel kan ze worden ontkend. Daarnaast maakt Nagy onderscheidt in horizontale loyaliteit. Dit ontstaat als ouders het kind verzorgen en opvoeden. De primaire loyaliteit wordt dus in de loop van de jaren uitgebouwd en verdiept, waardoor in feite een verworven loyaliteit ontstaat. Horizontale loyaliteit kan in tegenstelling tot de verticale loyaliteit wel verbroken worden (Eerenbeemt en Oele, 1987).

Indien een kind het gevoel heeft te moeten kiezen tussen ouders, ontstaat er een innerlijk conflict bij het kind. Er ontstaat namelijk een kruising tussen verticale loyaliteit en horizontale loyaliteit. Terwijl het kind zijn loyaliteit uit naar een van de ouder, doet hij/zij tegelijkertijd de andere ouder tekort en andersom. Dit kan leiden tot ernstige problemen bij het kind met als gevolg dat het kind zich onttrekt aan loyaliteitsconflicten, door de kant te kiezen van de verzorgende ouder (Gardner, 2002a).

1.1.8 De gevolgen van PAS voor het functioneren van de jongere

Er is nog verbazend weinig bekend over de kinderen die een van hun ouders verstoten (Baker, 2005). In de studie van Johnston, Walters en Olesen (2005) die een onderzoek hebben gedaan naar de psychologische functioneren van vervreemde kinderen komen interessante bevindingen naar voren. Zo hebben kinderen die hun moeder of vader afwijzen, volgens ouders significant meer gedragsproblemen (Johnston et al. 2005). Ze zijn meer geneigd tot depressieve gevoelens, teruggetrokken gedrag, somatische klachten en zijn meer agressief volgens ouders. Een opvallende bevinding was dat ouders die verstoten zijn minder problemen constateren vergeleken met de niet verstootte ouder (Johnston et al. 2005).

Verder blijkt uit het onderzoek dat kinderen die vervreemd zijn van hun vader vaker onnauwkeurig zijn en onlogisch redeneren. Overigens hebben deze kinderen gebrekkige oplossingsvaardigheden vergeleken met niet vervreemde kinderen, waardoor ze bij het oplossen van problemen hulp gaan zoeken bij anderen (Johnston et al. 2005). Omdat een van de ouders emotioneel niet beschikbaar is, leidt dit bij deze kinderen wellicht tot meer stress. Er zijn ook aanwijzingen dat kinderen die vervreemd zijn van hun vader hun emoties vaak onderdrukken of ondervinden vaak intense gevoelens (Johnston et al. 2005). Op het gebied van zelfbeeld hebben kinderen die vervreemd zijn van hun moeder een zeer sterk gevoel van eigenwaarde en zijn meer geneigd tot narcisme in tegenstelling tot kinderen die vervreemd zijn van hun vader (Johsnton et al. 2005).

Uit een onderzoek van Baker (2005) waarin 38 volwassenen werden geïnterviewd die als kind een ouder hebben verstoten, komen zeven hoofddomeinen van functioneren naar voren welke beïnvloed zijn door het beleven van ouderverstoting. De meeste participanten lijden aan lage zelfwaardering, gebrek aan (zelf)vertrouwen, depressie, drugs en/of alcohol misbruik, verstoting door eigen kinderen en echtscheiding. Volgens dit onderzoek is een lage zelfwaardering mogelijk het gevolg van de internalisatie van de haat jegens de slachtoffer ouder. Het kind voelt dat de ‘slechte’ ouder een deel van hem/haar is waardoor het denkt dat zij/hij ook ‘slecht’ moet zijn. De afwijzing van de slachtoffer ouder door de programmerende ouder wordt door het kind ervaren als afwijzing van het deel van het kind dat op het slachtoffer ouder lijkt, zoals fysiek en karakter. Dit fenomeen is vooral terug te zien bij kinderen die de ouder verstoten van dezelfde sexe. Bovendien vertelt de programmerende ouder het kind vaak dat de andere ouder het kind niet wil en niet van ze houdt, waardoor het kind zelf-haat ontwikkelt (Baker, 2005). Ondanks de verstoting kan het kind verlies ervaren, waardoor gevoelens van depressie kunnen optreden. Om van hun gevoelens van pijn en verlies te ontsnappen, is de kans groot dat deze kinderen later in hun leven ernstige problemen met drugs en/of alcohol krijgen (Baker, 2005).

Zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen is tevens een belangrijk thema dat naar voren komt in het onderzoek van Baker (2005). Zo hebben vrouwen problemen met het vertrouwen van een man, omdat zij al een slechte ervaring hebben gehad met de eerste man (vader) in hun leven.

Verder is de kans groot dat kinderen die hun ouders hebben verstoten later door hun eigen kinderen verstoot worden. Er wordt beweerd dat de programmerende ouders zelf een conflictueuze en/of een slechte relatie hadden met hun eigen ouders (Baker, 2005). Uit dit onderzoek blijkt verder dat bij degenen die in hun jeugd een ouder hebben verstoot, de echtscheidingscijfers boven het gemiddelde liggen. Andere effecten van ouderverstoting die door een aantal participanten werden genoemd zijn; problemen met identiteit, geen kinderen willen uit angst voor afwijzing, weinig succeservaringen, boosheid over de verloren tijd met de verstoten ouder (Baker, 2005).

1.1.9 De gevolgen van loyaliteitsproblemen voor het functioneren van de jongere

Onderzoek naar loyaliteitsproblemen bij kinderen heeft aangetoond dat de gevolgen van echtscheiding vooral ernstig zijn wanneer er sprake is van loyaliteitsproblemen (Buchanan, Maccoby en Dornbusch, 1991). Aan het onderzoek van Bucanan et al. (1991) hebben 552 kinderen tussen de leeftijd 10 en 18 jaar deelgenomen. Zij zijn 4 ½ jaar na de echtscheiding van hun ouders telefonisch geïnterviewd. Uit de resultaten blijkt dat wanneer er sprake is van een goede band tussen ouders en kind er minder sprake is van loyaliteitsproblemen. Als verklaring hiervoor wordt genoemd dat bij een goede band tussen ouder en kind dikwijls sprake is van betrokken ouders. Wanneer ouders betrokken zijn is er vaak minder sprake van loyaliteitsproblemen (Burchanan et al, 1991).

Er is een sterke samenhang gevonden tussen de mate van loyaliteitsproblemen bij het kind en de mate van ruzie tussen ouders (Buchanan et al, 1991; Spruijt, 2007). Tevens rapporteerden oudere kinderen vaker loyaliteitsproblemen dan jongere kinderen. Mogelijk omdat oudere kinderen beter beseffen wat er gaande is en vaak worden gebruikt door ouders. Het kind moet bijvoorbeeld boodschappen van de ene ouder naar de andere ouder overbrengen en andersom.

Dit leidt ertoe dat het kind het gevoel krijgt klem te zitten tussen beide ouders (Buchanan et al., 1991). Verder blijkt uit het onderzoek dat meisjes meer loyaliteitsproblemen ervaren dan jongens. Ook is gebleken dat hoe meer er sprake is van loyaliteitsconflicten, des te meer kinderen last hebben van geïnternaliseerde problemen. Zo zijn jongeren die loyaliteitsproblemen ervaren vaker depressief en angstig (Buchanan et al, 1991).

Zoals uit voorgaande blijkt, zijn er in Nederland nog erg weinig onderzoeken verricht over ouderverstoting. Het is interessant om te kijken of de resultaten die uit onderzoeken in de VS naar voren komen ook voor de Nederlandse situatie gelden. In de volgende paragraaf zal aan de orde komen waar het in dit onderzoek om gaat.


1.2 Deze studie

1.2.1 Probleemstelling

Met dit onderzoek wordt nagegaan in hoeverre ouderverstoting voorkomt in Nederland en wat de kenmerken en de eventuele gevolgen van ouderverstoting is. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan loyaliteitsproblemen bij jongeren. De aanwezigheid van loyaliteitsproblemen is namelijk een indicator van PAS bij jongeren. In tegenstelling tot voorgaande onderzoeken wordt dus in dit onderzoek het probleem ouderverstoting vanuit zowel ouders als jongeren bekeken.

Het onderzoek zal een kennisbijdrage leveren aan het oplossen van praktische problemen en een aanleiding zijn voor nader onderzoek omtrent dit fenomeen. Er is in Nederland namelijk nog erg weinig bekend over dit fenomeen, terwijl het aantal kinderen dat na de ouderlijke scheiding geen contact meer heeft met een van de ouders vrij hoog is. Ouderverstoting heeft negatieve gevolgen voor zowel het kind als de ouders. De gevolgen mogen niet onderschat worden en er dient meer onderzoek naar gedaan te worden. Wanneer meer bekend is over dit verschijnsel, kan de problematiek op een goede manier aangepakt worden. De verkregen kennis kan oplossingen bieden, die van belang zijn bij het voorkomen van eventuele probleemsituaties met betrekking tot kinderen en jongeren.

1.2.2 Vraagstelling

Op basis van de probleemstelling wordt de volgende vraagstelling opgesteld: “In hoeverre komt ouderverstoting voor in Nederland en wat zijn daarvan de kenmerken en gevolgen voor het functioneren van de jongere?

Er zijn drie onderzoeksvragen opgesteld, welke weer onderverdeeld zijn in deelvragen:

1. Hoe vaak komt ouderverstoting voor in Nederlandse scheidingsgezinnen?

2. Wat zijn de kenmerken van ouderverstoting?

2.1. Wat is de samenhang tussen de mate van ouderlijke conflicten voor en na de scheiding en ouderverstoting?

2.2. Wat is de samenhang tussen de mate van betrokkenheid van ouders en ouderverstoting?

2.3. Wat is de samenhang tussen de mate van ouderlijke conflicten voor en na de scheiding en loyaliteitsproblemen bij het kind?

2.4. Wat is de samenhang tussen de mate van betrokkenheid van ouders en loyaliteitsproblemen bij het kind?

3. Wat zijn de gevolgen van ouderverstoting voor het functioneren van de jongere?

3.1. Wat is de samenhang tussen ouderverstoting/loyaliteitsproblemen en algemeen welbevinden?

3.2. Wat is de samenhang tussen ouderverstoting/loyaliteitsproblemen en zelfwaardering?

3.3. Wat is de samenhang tussen ouderverstoting/loyaliteitsproblemen en depressie?

3.4. Wat is de samenhang tussen ouderverstoting/loyaliteitsproblemen en angst?

3.5. Wat is de samenhang tussen ouderverstoting/loyaliteitsproblemen en agressie?

In de onderzoeksvragen wordt uitgegaan van een causaal verband, welke in figuur 1 wordt weergegeven.

1.2.3 Hypothesen

Ed Spruijt (2005) bevestigt met zijn onderzoek dat ouderverstoting wel voorkomt in Nederland. De milde vorm blijkt het meest te voorkomen gevolgd door matige vorm van ouderverstoting. De ernstige vorm van ouderverstoting komt niet of nauwelijks voor volgens de bevindingen van zijn onderzoek. Uit de literatuur is verder bekend dat ouderverstoting een gevolg is van de machtstrijd tussen ouders na een echtscheiding (Gardner, 1998). De conflicten tussen ouders leiden tot loyaliteitsproblemen bij het kind die partij moet kiezen voor een van de ouders.

Hierbij is de rol van de uitwonende ouder ook van belang. Een passieve uitwonende ouder heeft een grotere kans op verstoting (Gardner, 2002). De vraag bestaat nog wel steeds hoe het komt dat niet alle kinderen hun ouders verstoten ondanks hun programmerende ouder.

Mogelijk spelen ook andere factoren een rol, zoals de mate van ouderlijke conflicten voor en na de scheiding en de betrokkenheid van ouders. De verwachting is dat hoe minder conflicten tussen ouders hoe kleiner of minder ernstiger de ouderverstoting en loyaliteitsproblemen bij het kind zullen zijn. Tevens zal de kans op ouderverstoting en loyaliteitsproblemen kleiner zijn wanneer er sprake is van betrokken ouders.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ouderverstoting ernstige gevolgen heeft. In dit onderzoek zal enkel gekeken worden naar de aspecten, algemeen welbevinden, zelfwaardering, depressie, angst en agressie. De verwachting is dat jongeren op deze aspecten meer problemen zullen ervaren in tegenstelling tot jongeren waarbij geen sprake is van ouderverstoting.

Naar aanleiding van de onderzoeksvragen en de literatuurstudie zijn de volgende hypothesen opgesteld:

1. Ouderverstoting komt voor in Nederlandse echtscheidingsgezinnen.

2. Er is een positieve samenhang tussen de mate van ouderlijke conflicten met zowel ouderverstoting als loyaliteitsproblemen bij het kind.

3. Er is een negatieve samenhang tussen de mate van betrokkenheid ouders met zowel ouderverstoting als loyaliteitsproblemen bij het kind.

4. Er is een positieve samenhang tussen de aspecten depressie, angst, agressie, delinquentie met zowel ouderverstoting als loyaliteitsproblemen .

5. Er is een negatieve samenhang tussen de aspecten algemeen welbevinden, zelfwaardering met zowel ouderverstoting als loyaliteitsproblemen.


2. Methoden

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de methodische karakterisering van het onderzoek. Voor deze studie is een survey-onderzoek uitgevoerd, waarbij de data van eerdere onderzoeken gebruikt zijn. Deze scheidingsgezinnen zijn geworven in het kader van het onderzoek “Gezinnen en scheiding” uitgevoerd door Dr. I. van der Valk en in het kader van het onderzoek “Jongeren en gezinnen” onder leiding van Dr. A.P. Spruijt. De eenheden van dit onderzoek zijn adolescenten, vaders en moeders uit recente scheidingsgezinnen. Het onderzoek dat uitgevoerd wordt is exploratief, omdat er in Nederland nog erg weinig bekend is over PAS.

2.2 Procedure

Bij het onderzoek “Gescheiden Gezinnen” betreft het een selecte steekproef: de eenheden worden niet op toevalsbasis uit de populatie getrokken, maar gericht gezocht/benaderd via bepaalde trajecten. Het steekproefkader wordt gevormd door de volgende trajecten:

- Drie regio’s van de Raad voor de Kinderbescherming: Utrecht, Den Bosch en Arnhem. Hiervan zijn alle scheidingsgezinnen benaderd waarbij de afgelopen twee jaar een omgangsonderzoek door de Raad plaatsvond en sprake is van een kind tussen 12 en 18 jaar.

- Advocaten en mediators die zijn aangesloten bij de VFAS (Vereniging van Familierecht Advocaten en Scheidingsbemiddelaars). Zij hebben folders over het onderzoek uitgedeeld aan scheidingsgezinnen.

- KIES (Kinderen In Echtscheidings Situaties). Een interventieprogramma voor kinderen na scheiding. De leiders van dit programma hebben adressen verstrekt van scheidingsgezinnen en deze hebben folders thuisgestuurd gekregen.

- De volgende sites op internet zijn benaderd: www.ouderalleen.nl / www.1ouder.nl / www.kinderenvangescheidenouders.nl.

Het onderzoek “jongeren en gezinnen” betreft een aselecte steekproef. Op een twintigtal scholen zijn klassikaal door jongeren vragenlijsten ingevuld. Van dit onderzoek worden enkel de gescheiden gezinnen gebruikt.

2.3 Steekproef

De steekproef van het onderzoek “Gezinnen en scheiding“ bestaat uit ongeveer 110 gezinnen die bestaan uit jongeren tussen 12-18 jaar, vader en moeder, waar de afgelopen jaren een echtscheiding heeft plaatsgevonden of nog gaande is. Hierbij zijn er ongeveer evenveel conflictueuze als niet-conflictueuze scheidingsgezinnen aanwezig. Het totaal aantal jongeren in dit onderzoek is N=110 en het totaal aantal ouders is N = 165.

De steekproef van het onderzoek “Jongeren en gezinnen” dat plaats vond in het kader van de bachelorthesis bestaat uit 1632 jongeren in de leeftijd van 12 tot 16 jaar vanuit verschillende schooltypes, waarvan 1342 jongeren uit intacte gezinnen en 290 jongeren uit gescheiden gezinnen komen. Van dit dataset zijn alleen de jongeren uit gescheiden gezinnen gebruikt. De totaal aantal jongeren in dit onderzoek is N = 290.

De totale steekproef van het huidig onderzoek bestaat in totaal uit N= 165 ouders en N= 400 jongeren.

2.4 Meetinstrumenten

PAS

Ouderverstoting wordt gemeten aan de hand van de PAS vragenlijst dat door Ed Spruijt verkort, vertaald en bewerkt is (Spruijt, 2004). De vragenlijst is afgeleid van de theorie van Gardner over het PAS en bestaat uit 11 items, waarop ouders met ‘niet’, ‘een enkele keer’, ‘meerdere keren’ en ‘vaak’ beantwoorden. Voorbeeld items uit deze vragenlijst zijn: ‘Bent u het wel eens tegengekomen dat uw ex-partner zegt dat uw kind voortdurend hatelijke opmerkingen maakt over u?’ of ‘ Bent u het wel eens tegengekomen dat uw kind, wat u ook doet, het altijd als fout bestempelt?’. Betrouwbaarheidsanalyse geeft voor de totale schaal PASmoeder (α = .84) een hoge betrouwbaarheid weer. Aangezien de vragenlijst uit twee onderdelen bestaat, namelijk wat vader/moeder vindt over het kind en wat vader/moeder vindt over ex-partner, is een factoranalyse uitgevoerd. Hieruit komt inderdaad naar voren dat de vragenlijst verdeeld kan worden in twee schalen, namelijk PASmoeder over kind (α = .82), PASmoeder over ex (α = .85) waarvan de betrouwbaarheden redelijk hoog zijn. Ook voor de totale schaal PASvader (α = .91) geeft de betrouwbaarheidsanalyse een zeer hoge betrouwbaarheid weer. Voor de schalen PASvader over kind (α = .90) en PASvader over ex (α = .86) geldt eveneens een hoge betrouwbaarheid.

Loyaliteitsproblemen

Ouderverstoting bij het kind wordt gemeten aan de hand van drie items die een indicatie zijn van loyaliteitsproblemen bij het kind. De drie items zijn; ‘ik voel mij vaak tussen mijn ouders in staan’, ‘ik heb het gevoel dat ik partij moet kiezen’ en ‘ik heb het gevoel dat mijn ouders aan mij trekken’. De antwoordmogelijkheden bij de betreffende items zijn, ‘onwaar’, ‘min of meer onwaar’, ‘niet waar/niet onwaar’, ‘min of meer waar’ en ’waar’. Uit de betrouwbaarheidsanalyse blijkt dat de betrouwbaarheid van deze schaal matig is (α = .62). Echter de items correleren wel hoog met elkaar. De correlaties variëren namelijk van .25 tot .50.

Ouderlijke conflicten

De mate van ouderlijke conflicten wordt gemeten aan de hand van een aangepaste versie van Conflict Awareness (Grych en Fincham, 1993). De vragenlijst bestaat uit 10 items, waarvan 5 items over de situatie voor de scheiding gaan en 5 items over de situatie na de scheiding. Een voorbeeld van een vraag die erin voorkomt is: ‘Hoe vaak maakten je ouders – voorzover je weet – ruzie over de opvoeding?’. De antwoordmogelijkheden op de items zijn: ‘nooit’, ‘zelden’, ‘soms’, ‘vaak’ en ‘voortdurend’. De betrouwbaarheidcoëfficiënt voor de schaal conflicten voor de scheiding is α = .86 en voor de schaal conflicten na de scheiding is α = .85, wat inhoudt dat de betrouwbaarheden hoog zijn.

Betrokkenheid ouders

De betrokkenheid van de ouder bij de opvoeding wordt gemeten aan de hand van de Nonresidential Parent-Child Involvement scale (NPCI) die vertaald is door Inge van de Valk (Ahronds, 1982,1983). De ouder geeft aan in hoeverre hij betrokken is in bijvoorbeeld de opvoeding, het vieren van feestdagen en school. De antwoordmogelijkheden op items zijn: ‘helemaal niet’, ‘niet’, ‘een beetje’, ‘veel’ en ‘heel veel’. Zowel de schaal betrokkenheid moeder als vader geven een betrouwbaarheidscoëfficiënt van α = .99.

Algemeen welbevinden

Het algemeen welbevinden wordt gemeten aan de hand van de Cantrill ladder (Cantrill, 1965). Het kind geeft door middel van een cijfer te omcirkelen aan hoe hij zich voelt. Een “10” betekent dat het erg goed gaat met het kind, een “1” betekent dat het erg slecht gaat met het kind.

Zelfwaardering

Zelfwaardering van de jongere wordt gemeten aan de hand van de Rosenberg self-esteem scale (RSE; Rosenberg, 1965). De schaal bestaat uit 10 items, waarop met ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’, ‘oneens’ en ‘helemaal mee oneens’, beantwoord kan worden. Een voorbeeld item van de RSE is: “ Over het algemeen ben ik tevreden over mezelf”. Betrouwbaarheidsanalyse geeft een betrouwbaarheid van α = .85.

Depressie

Depressie wordt gemeten met de Childrens Depression Inventory (CDI) die uit 27 items bestaat, m aar voor dit onderzoek slechts 10 items zijn geselecteerd. Voorbeeld items uit deze vragenlijst zijn: ‘ik ben de hele tijd verdrietig’, ‘het zal nooit goed met mij aflopen’. Er zijn drie antwoordcategorieën, namelijk ‘niet waar’, ‘een beetje waar’ en ‘erg waar’. Betrouwbaarheidsanalyse geeft een α = .90 voor de CDI.

Angst

De variabele angst wordt gemeten aan de hand van The Screen for Child Anxiety Related Disorders-Revised (SCARED-R; Muris en Steerneman, 2001). De vragenlijst bestaat uit vier subschalen; paniekaanval, sociale fobie en separatie-angststoornis en een totale schaal. Er zijn in totaal 9 items geselecteerd uit het totale instrument, waarbij vragen als, ‘ik ben zenuwachtig’, ‘ik vind het moeilijk om met mensen te praten die ik niet ken’, ‘ik maak me zorgen over de toekomst’, in voor komen en waarbij de antwoorden ‘bijna nooit’, ‘soms’ of ‘vaak’ gegeven kunnen worden. Ook voor dit instrument geldt een hoge betrouwbaarheid (α =.82).

Agressie

De mate van agressief gedrag wordt gemeten aan de hand van The Direct and Indirect Agression Scales. De vragenlijst bestaat uit 12 items. Voorbeeld items uit deze vragenlijst zijn: ‘Als jij boos of kwaad bent op iemand in je klas, wat doe je dan?. ik probeer de ander belachelijk te maken / ik vertel roddels over de ander / ik scheld de ander uit’. De antwoordmogelijkheden zijn: ‘nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ en ‘heel vaak’. Er is een betrouwbaarheid van α = .91 gevonden voor deze vragenlijst.



3. Resultaten

3.1 Deelnemers

Aan het onderzoek hebben in totaal N = 400 jongeren deelgenomen, bestaande uit 191 jongens (48%) en 209 meisjes (52%). De leeftijd van de jongeren varieert tussen 11 en 18 jaar (M = 13.7; SD = 1.16). In 13 % (N = 52) van de gevallen had het kind een niet Nederlandse achtergrond.

Naast de jongere hebben in totaal N = 156 ouders deelgenomen aan het onderzoek bestaan uit N = 95 moeders (61%) en N= 61 vaders (39%).

24 % ( N = 101) van de jongeren heeft helemaal geen contact met hun vader terwijl slechts 3 % ( N = 13) van de jongeren geen contact met moeder heeft. Gemiddeld verblijft 7 % ( N = 29) van de jongeren alleen bij vader en 33% (N=141) bij moeder.

In Tabel 1 worden de algemene gegevens van de respondenten nader weergegeven.

3.2 Ouderverstoting in Nederland

In deze paragraaf zal getracht worden antwoord te geven op de vraag hoe vaak ouderverstoting in Nederlandse echtscheidingsgezinnen voorkomt. Zoals eerder vermeld, wordt ouderverstoting gemeten aan de hand van de verkorte PAS vragenlijst dat door Ed Spruijt (2004) is vertaald en bewerkt. Deze vragenlijst is echter alleen door ouders ingevuld. Om ook een beeld te krijgen over hoe jongeren denken wat betreft ouderverstoting zijn de loyaliteitsproblemen bij jongeren gemeten.

PAS

De PAS vragenlijst bestaat uit een aantal vragen die over het kind gaan en een aantal vragen die over ex-partner gaan. Door middel van de factoranalyse blijkt dat de PAS schaal opgesplitst kan worden in twee schalen, namelijk wat vader/moeder vindt over het kind en wat vader/moeder vindt over ex-partner.

Uit de resultaten blijkt dat gemiddeld genomen vaders vaker denken dat er sprake is van ouderverstoting ( M = 1.83; sd = .82) dan moeders (M = 1.54; sd = .55). Dit verschil is echter niet significant ( t = -.53; df = 18; p = .59). Bovendien denken vaders vaker dat ex-partner aan partnerverstoting doet ( M = 1.91; sd = .90) dan moeders ( M= 1.47; sd = .70). Ook dit verschil is echter niet significant ( t =.25 ; df = 18; p = .81).

De gemiddelden en de standaarddeviaties voor de schalen berekend zijn weergegeven in Tabel 2.

Om de vraag te kunnen beantwoorden hoe vaak ouderverstoting voorkomt in Nederlandse echtscheidingsgezinnen wordt als eerst gekeken naar de gemiddelden per item. Aan de hand van dit gegeven wordt een beeld gevormd over welke items vaak of minder vaak voorkomen.

Dit gegeven wordt gepresenteerd in Tabel 3 en Tabel 4.

Het blijkt dat vaders bij de schaal PAS kind gemiddeld hoog scoren op de items ‘alleen positief praat over de andere ouder’ en ‘totaal geen schuldgevoelens lijkt te hebben’. Moeders scoren het hoogst op de item ‘zich na de scheiding begon terug te trekken van u’. Het valt op dat het gemiddelde score op alle items bij vaders hoger ligt dan bij moeders.

Wat betreft de schaal PAS ex-partner blijkt uit Tabel 4 dat vaders gemiddeld hoog scoren op de items ‘uw tekortkomingen overdrijft’ en ‘alle herinneringen aan u uit huis haalt’. Tevens is uit Tabel 4 af te leiden dat moeders evenals vaders het hoogste gemiddelde score heeft op de item ‘uw tekortkomingen overdrijft’.

Om een uitspraak te kunnen doen over de mate van PAS in Nederland zij er op itembasis vier categorieën gemaakt, namelijk niet, mild, matig en ernstig. De gegevens worden weergegeven in de onderstaande Tabel.

De resultaten laten zien dat PAS voorkomt in Nederland. Slechts 36% van de moeders en 28% van de vaders vinden dat er geen sprake is van PAS. De milde vorm van PAS komt het vaakst voor bij zowel vaders (45%) als bij moeders (49%). De matige vorm komt volgens vaders in 6 % van de gevallen voor en volgens moeders in 5 % van de gevallen. In 21 % van de gevallen komt volgens vaders de ernstige vorm van PAS voor en volgens moeders in 10% van de gevallen.

Loyaliteit

In Tabel 2 is tevens af te lezen dat de schaal loyaliteit – zoals gemeten bij de jongere – een gemiddelde score heeft van 2.11 en een standaardafwijking van 1.18. Gemiddeld genomen scoren de meisjes hoger ( M = 2.57; sd = .086) dan jongens (M = 2.29; sd = .084). Dit verschil is tevens statistisch significant ( t = -2.28; df = 38; p < .05). Er kan geconcludeerd worden dat meisjes meer loyaliteitsproblemen ervaren dan jongens.

Correlatie PAS en Loyaliteit

Wanneer naar de correlatie tussen de schalen PAS en loyaliteit wordt gekeken, die in Tabel 6 wordt weergegeven, blijkt dat er sprake is van een significante positieve correlatie tussen loyaliteit en PAS moeder ( r = .25; p < .05). Hierbij valt op dat loyaliteit enkel significant correleert met de schaal PAS moeder over kind. Hoe hoger moeder scoort op PAS kind, hoe meer loyaliteitsproblemen het kind zal ervaren. Wanneer uitgesplitst wordt naar geslacht kan er voor zowel jongens als meisjes geen significante verband aangetoond worden.

3.3 Kenmerken van ouderverstoting en loyaliteitsproblemen

In deze paragraaf zal er geanalyseerd worden of ouderlijke conflicten en de mate van betrokkenheid van ouders samenhangen met PAS en loyaliteitsproblemen. Er wordt in feite gekeken of deze variabelen beschouwd kunnen worden als kenmerken van ouderverstoting.

Als eerst zijn de gemiddelden en de standaarddeviaties voor de schalen berekend, hetgeen in Tabel 7 wordt weergegeven. Voor de schaal ouderlijke conflicten voor de scheiding is een gemiddelde score gevonden van 2.13 met een standaarddeviatie van .94. De schaal ouderlijke conflicten na de scheiding heeft een gemiddelde score van 2.79 en een standaarddeviatie .99. De gemiddelde score voor betrokkenheid moeder (M= .4.43; sd = .97) is hoger dan de gemiddelde score voor betrokkenheid vader ( M = .3.23; sd = 1.57). Dit verschil is niet significant ( t = 1.77; df = 20; p = .092).

Ouderlijke conflicten en PAS

Uit Tabel 8 is af te leiden dat ouderlijke conflicten voor de scheiding samenhangt met hoe moeder over ex-partner oordeelt ( r = .24; p < .01). Hoe meer ouderlijke conflicten voor de scheiding hoe hoger de score van moeder over PAS ex-partner. Ook bij vader is er sprake van een positieve samenhang tussen ouderlijke conflicten voor de scheiding en PAS ex-partner, maar is er geen significante resultaat gevonden. Wat betreft ouderlijke conflicten na de scheiding zijn er geen verbanden gevonden met de PAS schalen.

Ouderlijke conflicten en loyaliteit

Ouderlijke conflicten voor (r = .33; p < .01) en na de scheiding (r = .42; p < .01) correleren relatief sterk met loyaliteitsproblemen bij het kind. Dit betekent dat hoe meer conflicten tussen ouders, hoe meer loyaliteitsproblemen het kind voor en na de scheiding ervaart.

Wanneer gekeken wordt naar de correlatie tussen de schalen voor het functioneren van meisjes en jongens apart valt op dat er bij jongens een minder sterke samenhang bestaat ( r = .19; p < .05) tussen loyaliteitsproblemen en ouderlijke conflicten voor de scheiding in tegenstelling tot de meisjes waarbij een relatief sterke samenhang is gevonden ( r = .44; p < .01). Hieruit kan afgeleid worden dat meisjes meer last hebben van conflicten voor de scheiding dan jongens. Na de scheiding is er voor zowel jongens ( r = .38; p < .01) als meisjes ( r = .44; p < .01) een relatief sterke samenhang gevonden met loyaliteitsproblemen.

Betrokkenheid ouders en PAS

Ook is er gekeken naar de samenhang tussen de mate van betrokkenheid en ouderverstoting. Uit Tabel 8 kan afgeleid worden dat er veel correlaties boven .20 zijn, maar door de kleine steekproef er slecht een aantal resultaten significant zijn. Uit de resultaten blijkt dat er een negatieve samenhang bestaat tussen betrokkenheid moeder en PAS moeder over kind (r = -.42; p < .01). Moeders die minder betrokken zijn, zullen wellicht een hogere score hebben bij ouderverstoting door het kind. Dit laatste geldt ook voor vaders aangezien er een negatieve samenhang bestaat tussen betrokkenheid vader en PAS vader over kind ( r = -.46; p < .05). Ook de samenhang tussen betrokkenheid moeder en PAS moeder over ex-partner is negatief (r = -.23; p < .05) hetgeen ook voor betrokkenheid vader en PAS vader over ex-partner geldt (r = .-47; p < .01). Dus hoe hoger de mate van betrokkenheid ouders hoe minder negatief ouders over ex-partner oordelen.

Betrokkenheid ouders en loyaliteit

Verder blijkt uit de resultaten dat er een negatieve samenhang bestaat tussen betrokkenheid moeder en loyaliteitsproblemen bij het kind ( r = -.24; p < .05). Met andere woorden, hoe minder betrokken de moeder is hoe meer loyaliteitsproblemen het kind rapporteert. In tegenstelling tot de betrokkenheid moeder hangt de mate van betrokkenheid vader niet samen met loyaliteitsproblemen bij het kind.

3.4 Gevolgen van ouderverstoting en loyaliteitsproblemen

Uit literatuur is naar voren gekomen dat ouderverstoting en loyaliteitsproblemen ernstige gevolgen kan hebben voor het kind. In deze paragraaf zal een aantal aspecten van het functioneren van de jongere worden onderzocht, zoals algemeen welbevinden, zelfwaardering, depressie, angst en agressie. De resultaten worden weergegeven in Tabel 9.

PAS

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat alleen PAS moeder significant samenhangt met depressie bij jongens ( r = .36; p < .05). Hoe meer moeder van mening is dat zij verstoten wordt door haar zoon hoe meer kans hij heeft op een depressie. Bij meisjes is dit verband tevens sterk, maar niet significant ( r = .27).

Verder correleert agressie bij meisjes redelijk hoog ( r = .26; p > .05) met PAS volgens vader, maar ook dit verband is niet significant.

Loyaliteit

Het blijkt dat er een negatieve samenhang bestaat tussen algemeen welbevinden en loyaliteit bij het kind, welke significant is ( r = -.24; p < .01). Dit betekent dat hoe meer loyaliteitsproblemen de jongere ervaart hoe lager het algemeen welbevinden is. Dit geldt voor zowel jongens ( r = -.22; p < .01) als meisjes ( r = .-24; p < .01).

Uit Tabel 9 is verder af te leiden dat loyaliteitsproblemen bij het kind negatief samenhangt met zelfwaardering (r = -.19; p < .01). Wanneer echter gesplitst wordt naar geslacht, zien we bij meisjes een relatief sterke negatieve samenhang ( r = -.23; p < .05) tussen loyaliteitsproblemen en zelfwaardering. Bij jongens zien we in tegenstelling tot meisjes een zeer zwakke samenhang, hetgeen niet significant is. Zodoende heeft loyaliteitsproblemen enkel bij meisjes gevolgen voor de zelfwaardering. Hoe meer loyaliteitsproblemen meisjes ervaren hoe lager de zelfwaardering van meisjes mogelijk zal zijn. Verder blijkt dat meisjes meer kans oplopen tot depressie wanneer er sprake is van loyaliteitsproblemen. Er is een significante samenhang gevonden tussen depressie en loyaliteitsproblemen bij meisjes ( r = .25; p < .01).

Wat betreft angst kan uit Tabel 9 afgeleid worden dat het relatief sterk samenhangt met loyaliteitsproblemen bij zowel jongens ( r = .22; p < .01) als meisjes ( r = .27; p < .01). Er kan geconcludeerd worden dat loyaliteitsproblemen bij het kind wellicht leidt tot angstige kinderen.

Als laatst blijkt uit deze studie dat agressie niet significant samenhangt met loyaliteitsproblemen of tot verstoten van ouders. Wel correleert agressie bij meisjes redelijk hoog ( r = .26) met ouderverstoting volgens vader, maar is echter niet significant.

4. Conclusie en discussie

In dit onderzoek is gekeken in hoeverre ouderverstoting voorkomt in Nederland en wat daarvan de kenmerken zijn en de gevolgen voor het functioneren van de jongere. Hierbij is in tegenstelling tot eerdere onderzoeken in Nederland tevens aandacht besteed aan loyaliteitsproblemen bij jongeren. Aanwezigheid van loyaliteitsproblemen is namelijk een indicator van PAS bij jongeren. In dit onderzoek zijn dus zowel ouders als jongeren betrokken.

Om antwoord te kunnen geven op de centrale vraagstelling van dit rapport, zullen allereerst de resultaten van onderzoeksvragen worden besproken.

Op de eerste onderzoeksvraag namelijk, hoe vaak ouderverstoting voorkomt in Nederlandse echtscheidingsgezinnen, is uit het onderzoek naar voren gekomen, dat gemiddeld genomen vaders vaker denken dat er sprake is van ouderverstoting ten opzichte van moeders. Helaas is dit verschil, mogelijk door de kleine steekproef ( N = 19) en de lage power, niet significant bevonden. Ook in de literatuur komt naar voren dat vaders vaak de slachtofferouders zijn (Gardner, 2002ab). Een verklaring voor waarom vaders vaker vinden dat er sprake is van ouderverstoting heeft wellicht te maken met hoeveel contact ze hebben met hun kind. Uit Tabel 1 komt namelijk naar voren dat vaders veel minder contact hebben met hun kinderen in tegenstelling tot moeders. Ook wanneer per item wordt gekeken naar de gemiddelde scores van vaders en moeders op de schaal PAS, scoren vaders op alle items gemiddeld hoger dan moeders. Over de mate waarin PAS voorkomt in Nederland verschillen de ouders ook van elkaar. Uit de resultaten blijkt namelijk dat de mate van ouderverstoting volgens vaders in 45 % van de gevallen mild, 6 % matig en in 21% van de gevallen ernstig te noemen is. Daarentegen geven 28 % van de vaders aan dat er geen sprake is van ouderverstoting. Volgens moeders betreft het in 49% van de gevallen een milde vorm, 5 % matig en 10% een ernstige vorm. 36 % van de moeders vindt dat er geen sprake is van PAS.

Deze resultaten lijken tegenstrijdig met de bevindingen van het onderzoek van Ed Spruijt en zijn collega’s (2005). Uit het onderzoek van Ed Spruijt en collega’s (2005) kwam immers naar voren dat PAS wel voorkomt in Nederland, maar dat de ernstige vorm niet of nauwelijks voorkomt. Het hoge percentage van de ernstige vorm van ouderverstoting in dit onderzoek kan mogelijk verklaard worden doordat het in dit onderzoek alleen recente scheidingsgezinnen betreft.

Als indicator voor ouderverstoting volgens jongeren, zijn de loyaliteitsproblemen gemeten. Hieruit komt naar voren dat hoe meer moeder denkt dat het kind de moeder verstoot des te meer loyaliteitsproblemen het kind zal ervaren. Vermoedelijk is het kind kwetsbaarder voor loyaliteitsproblemen wanneer het gaat om moeder die zich verstoten voelt, daar het kind vaker bij moeder verblijft. Verder komt naar voren dat meisjes meer loyaliteitsproblemen ervaren dan jongens. Dit gegeven komt ook terug in de literatuur (Buchanan et al., 1991).

Op de tweede onderzoeksvraag wat zijn de kenmerken van ouderverstoting is uit het onderzoek naar voren gekomen dat zowel ouderlijke conflicten voor en na de scheiding als de mate van betrokkenheid van ouders belangrijke kenmerken zijn van ouderverstoting.

Ouderlijke conflicten voor de scheiding hangen samen met hoe moeder over ex-partner oordeelt. Dit betekent dat hoe meer sprake is van ouderlijke conflicten voor de scheiding, hoe meer de moeder van mening is dat er partnerverstoting plaatsvindt door ex-partner. Ouderlijke conflicten voor de scheiding correleert tevens hoog met hoe vader oordeelt over ex-partner, echter is deze samenhang niet significant gevonden. Verder is er geen samenhang gevonden tussen ouderlijke conflicten na de scheiding en PAS.

Wat de samenhang tussen ouderlijke conflicten en loyaliteitsproblemen betreft, ervaren jongeren meer loyaliteitsproblemen, wanneer ouders zowel voor als na de scheiding veel conflicten hebben. Dit is tevens in overeenstemming met eerdere onderzoeken (Buchanan et al., 1991; Spruijt, 2007), waarin een sterke samenhang is aangetoond tussen de mate van loyaliteitsproblemen bij het kind en de mate van ruzie tussen ouders. Verder blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat met name meisjes meer last hebben van conflicten voor de scheiding ten opzichte van jongens.

Over de mate van betrokkenheid kan gezegd worden dat hoe minder betrokken de ouders zijn hoe meer ouders van mening zijn dat er sprake is van ouderverstoting door het kind. Uit resultaten blijkt overigens dat betrokken ouders minder negatief zijn over hun ex-partner.

Verder laten resultaten zien dat alleen de betrokkenheid van moeder samenhangt met loyaliteitsproblemen bij het kind. Hoe betrokken de moeder is hoe minder loyaliteitsproblemen het kind zal ervaren. In tegenstelling tot de betrokkenheid van moeder hangt de mate van betrokkenheid vader niet samen met loyaliteitsproblemen bij het kind. In het onderzoek van Buchanan en collega’s (1991) kwam naar voren dat hoe betrokken de ouders waren hoe minder sprake van loyaleitsproblemen bij kinderen was.

De derde onderzoeksvraag is ‘wat zijn de gevolgen van ouderverstoting voor het functioneren van de jongere?’ Er zijn analyses uitgevoerd naar het algemeen welbevinden, zelfwaardering, depressie, angst en agressie bij jongeren. Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat hoe meer loyaliteitsproblemen het kind ervaart des te meer last het van internaliserende problemen zal hebben (Spruijt, 2007). Ook de bevindingen van dit onderzoek bevestigt dit gegeven. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt namelijk dat hoe meer loyaliteitsproblemen de jongere ervaart hoe lager het algemeen welbevinden van de jongere is. Dit geldt voor zowel jongens als meisjes. Zelfwaardering heeft alleen bij meisjes een significant negatief verband met loyaliteitsproblemen. Hoe meer loyaliteitsproblemen meisjes ervaren hoe lager de zelfwaardering van meisjes mogelijk zal zijn. Uit het onderzoek van Baker (2005) kwam naar voren dat het verstoten van een ouder leidt tot lage zelfwaardering. Ook hebben meisjes meer kans op een depressie wanneer zij loyaliteitsproblemen ervaren. Er is immers een relatief sterk verband aangetoond tussen depressie bij meisjes en loyaliteitsproblemen. Bij jongens is er een relatief sterke samenhang gevonden tussen depressie en het verstoten van moeder. Voorts blijkt dat loyaliteitsproblemen tot meer angst bij zowel jongens als meisjes leidt. In de literatuur komt tevens naar voren dat jongeren met loyaliteitsproblemen meer kans hebben op depressie en angst (Buchanan et al., 1991). Agressie blijkt uit deze studie niet significant samen te hangen met PAS of loyaliteitsproblemen. Het is wel opvallend dat agressie bij meisjes redelijk hoog correleert met ouderverstoting volgens vader. Dit gegeven is niet significant. Een grotere steekproef zou wellicht meer significante resultaten leveren wat betreft de gevolgen van PAS.

Ook het gegeven dat het twee verschillende steekproeven betreft moet hierbij in acht genomen worden. Een klein aantal respondenten komen namelijk uit hetzelfde gezin.

Samenvattend bevestigt dit onderzoek dat ouderverstoting voorkomt in Nederland. Ofschoon de verschillen tussen de gemiddelden van ouderverstoting volgens vader en volgens moeder niet significant zijn bevonden, is er wel een verschil gevonden in de mate van PAS volgens ouders. De ernstige vorm van ouderverstoting komt immers twee keer zo vaak voor volgens vaders in tegenstelling tot moeders. Ook loyaliteitsproblemen bij kinderen komt voor. Het kind is met name kwetsbaarder voor loyaliteitsproblemen wanneer het gaat om moeder die zich verstoot voelt. Conflicten voor en na de scheiding als de mate van betrokkenheid van ouders zijn kenmerken van ouderverstoting. Conflicten tussen ouders leidt namelijk tot loyaliteitsproblemen bij het kind, waarbij meisjes meer last hebben van conflicten voor de scheiding in tegenstelling tot jongens. De mate van betrokkenheid hangt samen met hoe ouders denken over ouderverstoting door het kind. Namelijk, hoe minder betrokken de ouders zijn hoe meer ouders van mening zijn dat er sprake is van ouderverstoting door het kind. Verder zullen kinderen minder loyaliteitsproblemen ervaren, wanneer de mate van betrokkenheid moeder hoog is. Tot slot over het functioneren van de jongeren blijkt dat algemeen welbevinden bij zowel jongens als meisjes lager is wanneer zij loyaliteitsproblemen ervaren. Bij meisjes geldt ook een lage zelfwaardering bij loyaliteitsproblemen. Bovendien hebben meisjes in tegenstelling tot jongens meer kans op depressie wanneer zij loyaliteitsproblemen ervaren.

Loyaliteitsproblemen leiden verder tot meer angst bij zowel jongens als meisjes. Uit dit onderzoek blijkt verder dat loyaliteitsproblemen geen gevolgen heeft op de agressie van jongeren.

Om een specifieker uitspraak te kunnen doen over hoe vaak PAS voorkomt en in welke mate het in Nederland voorkomt is meer onderzoek nodig. Zo is de verdeling mild, matig en ernstig niet volgens een bepaald criterium gemaakt, aangezien in de Nederlandse literatuur nagenoeg niets te vinden is over deze verdeling. Zodoende is het niet duidelijk of deze typen inhoudelijk hetzelfde representeren als de typen die door Gardner onderscheiden worden. Daarom is het belangrijk om een goed diagnostisch meetinstrument te gebruiken waarin de verdeling in typen goed te onderscheiden is om meer duidelijkheid te verkrijgen over de ernst van het voorkomen van het PAS.

In tegenstelling tot eerdere studies zijn in dit onderzoek de loyaliteitsproblemen bij kinderen niet buiten beschouwing gelaten. Tot nu toe werd PAS alleen bij ouders of hulpverleners gemeten. In dit onderzoek zijn zowel de ouders als de jongeren betrokken. Dit heeft uiteraard enkele relevante gegevens opgeleverd. De gegevens die verkregen zijn, waren helaas niet altijd afkomstig uit één scheidingsgezin. Het aantal respondenten waarbij zowel de vader, de moeder als de jongere de vragenlijst heeft ingevuld is tamelijk klein. Veel resultaten waren daarom niet significant. Desondanks zijn er veel verbanden aangetoond. Een aanbeveling is gebruik te maken van een andere manier van dataverzameling om zowel vader, moeder als kind erin te betrekken. Zodoende zullen er meer relevante gegevens naar voren komen. Verder zijn de respondenten afkomstig uit verschillende instanties en betreffen recente scheidingsgezinnen.

Dit betekent dat de problemen bij deze gezinnen wellicht groter zijn dan gezinnen die langer gescheiden zijn. Dit kan mogelijk een verklaring zijn voor het hoge percentage ernstige vorm van ouderverstoting in dit onderzoek. Verder is het PAS in dit onderzoek vertaald met het begrip ouderverstoting, in plaats van het ouderverstotingssyndroom, aangezien er nog geen algemene erkenning is om ouderverstoting als syndroom te zien. Dit onderzoek toont tevens de gevolgen van ouderverstoting voor het functioneren van de jongere. Ook hierover is verder onderzoek aanbevolen. De resultaten laten immers zien dat het probleem niet onderschat mag worden.

Literatuur

Baker, A.J.L. (2005). The Long-term Effects of Parental Alienation on Adult Children: A Qualitative Research Study. The American Journal of Family Therapy, 33, 289-302.

Baker, A.J.L., Darnall, D. (2006). Behaviors and Strategies Employed in Parental Alienation: A Survey of Parental Experiences. Journal of Divorce & Remariagge, 45, 97-124.

Baker, A.J.L., Darnall, D.C. (2007). A Construct Study of the Eight Symptoms of Severe Parental Alienation Syndrome: A Survey of Parental Experiences. Journal of Divorce & Remarriage, 47, 55-75.

Baker, A.J.L. (2007). Knowledge and Attitudes About the Parental Alienation Syndrome: A Survey of Custody Evaluators. The American Journal of Family Therapy, 35, 1-19

Baker, A.J.L. (2006). Patterns of Parental Alienation Syndrome: A Qualitative Study of Adults Who were Alienated from a Parent as a Child. The American Journal of Family Therapy, 34, 63-78

Buchanan, C.M., Maccoby, E.E., Dornbusch, S.M. (1991). Caught between parents: Adolescents’ Experience in Divorces Homes. Child Development, 62, 1008-1029.

Cartwright, G.F. (1993). Expanding the parameters of parental alienation syndrome. The American Journal of Family Therapy, 21,113-124.

CBS (2008). Echtscheidingen: leeftijdsverschil, kinderen, geboorteland, huwelijksduur. Voorburg/Heerlen: CBS

Eerenbeemt, E. van den, Oele, B. (1987). De contextuele therapie: verdiende vrijheid. Kern: Centrum voor psychotherapie en relatievorming.

Gardner, R.A. (2002 a). The Empowerment of children in the development of parental alienation syndrome. American journal of forensic psychology, 20, 5-28.

Gardner, R.A. (2002 b). Parental Alienation Syndrome vs. Parental Alienation: Which Diagnosis Should Evaluators Use in Child-Custody Disputes? The American Journal of Family Therapy, 30, 93-115.

Gardner, R.A. (2002 c). Denial of the Parental Alienation Syndrome Also Harms Woman. The American Journal of Family Therapy, 30, 191-202

Johnston, J.R., Walters, M.G., Olesen, N.W. (2005). The psychological functioning of alienated children in custody disputing families: an exploratory study. American Journal of Forensic Psychology, 23, 39-62.

O’Leary, K.D., Moerk, K.C. (1999). Divorce, children and the courts: evaluating the use of parent alienation syndrome in custody disputes. Expert Evidence, 7, 127-146.

Rand, D.C. (1997). The spectrum of parental alienation syndrome (part I). American Journal of Forensic Psychology, 15, 23-51

Spruijt, E. (2007). Scheidingskinderen: overzicht van recent sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van ouderlijke scheiding voor kinderen en jongeren. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Spruijt, A.P., Eikelenboom, B., Harmeling, J., Stokkers, R., Kormos, H. (2005). Het ouderverstotingssyndroom (PAS) in Nederland. EB, Tijdschrift voor Echtscheidingsrecht, 11, 103-110.

VanderValk, I., Spruijt, E. (2004). De gevolgen voor echtscheiding voor kinderen. Jaarboek voor Ontwikkelings Psychologie, Orthopedagogiek en Kinderpsychiatrie,6, 324-342.

Vassiliou, D., Cartwright, G.F. (2001). The Lost Parents’ Perspective on Parental Alienation Syndrome. The American Journal of Family Therapy, 29, 181-191.

Warshak, R.A. (2001). Current controversies regarding parental alienation syndrome. American Journal of Forensic Psychology, 19, 29-56.